Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3329. 1637 november 2. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Ick ben iegens den avont, naer ick op den middach hadde geschrevenGa naar voetnoot2, wt geweest ende wert mij gerelateert, dat vijff Zeelantse oorloochscepen onder het commandement van cappitain BanckerGa naar voetnoot3 in zee opgehouden hebben twee conynckxscepen, een fregatte. Wt Spaengiën hebben de coopluyden tijdyngen, dat de scepen van de Compangie van Westindiën op de cust van Angola souden hebben twee kraecken becommen, waerdych over de vijff millioenen; wat daervan is, moeten nader tijdyngen seggen, maer dat het waer soude connen wesen, is te gelooven, omdat graeff MauritsGa naar voetnoot4 aen graeff HendrickGa naar voetnoot5, sijn broeder, heeft geadviseert acht scepen tot dien eynde hadde gesonden onder pretext, alsoff sij dessein op het casteel de Mina hadden. Soo een voordeel soude die Compangie wel nodych wesen om te connen vervallen de excessive costen. Drie, vier van de matroosen, die over een tijt tot Rotterdam haer betalynge onhebbelijck hebben gevoirdert, sijn in Den Hage gevangen gebracht. Den admirael Maerten HerpertseGa naar voetnoot6 (p)repareert hem om in zee te gaen ende wert veel van hem verwacht. De gemeene discourssen lopen op handelynge tusschen Vranckerijck ende Sp(ae)ngië, met een huwelijck tusschen den cardinael-infanteGa naar voetnoot7 ende de dochter van MonsieurGa naar voetnoot8. Den heer ambassadeur d'EstampesGa naar voetnoot9 leyt noch te Calis, omdat geen scepen vint om over te commen. De coninginne van BohemenGa naar voetnoot10 heeft noch groote hope op Engelant, doch soude het tractaet tegens den somer operatie doen, soo most het haest wesen gesloten, | |
Voor nader particulariteyten van Rijnberck verneme ick, dat den viant met een nieuwe inventie van bruggen was gecommen aen het Orsoyse bolwerck, de palissade omverre hadde geruckt ende, naer tweemael bij een compangie, die daer de wacht hadde, was affgeslagen, met een derde assaut hem meester hadde daervan gemaeckt, de poorte van Orsoy met alle brugen hadde geopent ende meester daervan was. Twee uyren hebbe de onse aen die poorte met den viant gevochten ende een lieutenant met vijff soldaten daer onder een net (?) bijzonder wachtende een charge van den viant het schot, dat onverdekt onder den blauwen hemel stont, heeft neder gecregen ende daerdoor de viant van buyten is beleth meer renforcement te crijgen. De viant, die binnen was, twee stucken van de wal brengende om het schot onstucken te schieten, sijn de affuyten gebroocken, waerdoor die van buyten geen open syende haer hebben geretereert ende van binnen de retraite genomen, achterlatende veele doden. In de sestych sijnder gevonden, seven wagens soo met doden als gequeste was naer Gelder gevoert. Wij hebben dertych doden, in de tnegentych gequeste. Den aenslach, meent men, is bij don Jan de VerdugoGa naar voetnoot1, die daerbinnen gevangen sit, gemaeckt; die des viants ruyterie heeft gecommandeertGa naar voetnoot2, is binnen Gelder gevangen gestelt; hadde die in het eerst, soo sij behoorden, aengereden de stat was verloren, doch de drie trommelen hebben haer, alsoo van Orsoy sonder voclk, een diversen slach slaende, werden affgesonden, geïntimideert. Desen 2 Nov. 1637. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden. In dorso schreef Grotius: 2 Nov. 1637. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 12 Nov. |
|