Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3315. 1637 oktober 25. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, In plaetse van den admirael DorpGa naar voetnoot2 heeft sijn HoocheytGa naar voetnoot3 met goetvinden van de gedeputeerdeGa naar voetnoot4 daertoe int leger gesonden gestelt Maerten Herpertss.Ga naar voetnoot5, voor desen cappitain op het schip van Pieter Pieterss. HeijnGa naar voetnoot6, wonachtych tot Rotterdam ende een tijt lanck gebruyckt als directeur over de schepen ten oorloge van Helvoet varende. Tot viceadmirael in de plaetse van LieffhebberGa naar voetnoot7 is gestelt een Witte WitteseGa naar voetnoot8 van Den Briele, die gehouden wert voor een stout onversaecht man. Den generael ReaelGa naar voetnoot9, de eerste onder sesse op de lijst van de voorgeslagene gestelt ende bij Hollant boven alle andere in recommandatie gegeven, was, eer de electie heeft connen werden gedaen, van een heete coortse overleden, een groot verlies voor het lant, stat ende compangie, maer bovenal voor sijne vrienden, onder dewelcke IovinianusGa naar voetnoot10 wel was de confidentste ende aen wien hij niet van hetgene in sijn macht was garen soude hebben gerefuseert. Van FelixGa naar voetnoot11 hielt deselve generael seer veel, warom de sijne aen die doot, voornemelijck die NumerianusGa naar voetnoot12 is gedestineertGa naar voetnoot13, hebben verloren. Het verlies van twee kinderenGa naar voetnoot14 door contagieuse sieckte hadden desen gouden heer in soo profunden melancolie geslagen, dat hij alle andere gedachten ende selffs die hem sonderlynge tevoren ter harten gyngen, soo verde hadde vergeten, dat selffs een brieff van Galilaeus GalilaeiGa naar voetnoot15, ten tijde hij noch gesont was hem behandycht, ongeopent is blijven liggen, hetgene ick daertoe aenroere, opdat de gemelte Galilaeus daervan mach werden geïnformeert. Men is | |
vol hope, dat dese nieuwe commandeurs het verloop ter zee sullen redresseren, waertoe Maerten Herpertss. te meer verobligeert is te trachten, dewijle hij den voorgaenden admiraels actiën dickwils heeft gecensureert. De scepen werden vast geëquipeert, hoewel gelt moet sijn versorcht, eer zee connen nemen. Zeelant heeft vijff van sijn scepen wtgesonden omdat den tijt van de vandange ende overcomste van de wijnen voorhanden is, doch sijn deselve niet bastant tegens de Dunckerckers, die met veele scepen de zee houwen. De gemelte Dunckerckers meenende de buissen te beschadygen hebben die soo wel versien gevonden van convoy ende de oorloochscepen in soo goeden ordre, dat onverrichter saecken hebben moeten vertrecken Men heeft hier reden te vreesen, dat den tol in Pruyssen, door den conynck van SwedenGa naar voetnoot1 in train gebracht ende met de vredehandelynge affgeschaft met redemptie van twaelff tonnen gouts aen den conynck van PolenGa naar voetnoot2 gegeven, wederom door de broeders van den heer SpierynckGa naar voetnoot3 sal werden herstelt sijnde alreede Lubecker scepen, die se hebben moeten betalen ende sal sulckx bij desen Staet niet connen werden geleden. Mogelijck, dat die d'inventeurs sijn daarvan oock souden best weten de remediën om hetselve te beletten. Den senaet van Genua heeft verandert de resolutie van een senateur als ambassadeurGa naar voetnoot4 herrewaerts te senden, hoewel sij alreede hadden doen sonderen ende oock was verclaert als sodanych soude werden ontfangen. In plaetse senden een edelman niet van de senaet sonder qualiteyt van ambassadeur gedeteneert, soo men meent, door respect van SpaengneGa naar voetnoot5. De weduwe van den lantgrave van HessenGa naar voetnoot6 ende sijn dode lichaem commen tot Groenyngen. Het gouvernement van Breda is noch niet gegeven, doch, alsoo een persoon van qualiteyt daer is gestelt tot commandeurGa naar voetnoot7, valt de opinie, dat J.r FredericGa naar voetnoot8 aldaer in de academie daertoe wert gedestineert. Den heer PinseGa naar voetnoot9 commanderende een vliegende troupe is voor Nimwegen scepe (?) overleden. Den heer Spierynck heeft de voorlede weecke audiëntie gehadt presserende subsidie off een categoryck antwoorde, opdat de croon Sweden haer tegens den somer schicke naer een vigoureux oorloge ofte den winter tot handelynge gebruycken. | |
Den ambassadeur van VranckerijckGa naar voetnoot1, die al hadde den 14 deser tot Calis geschreven, dat hij hem soude embarqueren, is bij gebreck van scepen noch niet gearriveert. Van CaesarGa naar voetnoot2 hebbe ick niet nader: wachte op de vergaderynge; indien ick geduyrende deselve niet kan concluderen, sal ick daernaer, soo uEd. het goet vint, de insinuatie doen; dan mijn opinie is, dat uEd., eer ander op en siet, soo verde niet behoort te gaen. Het coffer hebbe ick doen lichten ende ten huyse van Golilas' broederGa naar voetnoot3 doen brengen, die ick de sorge om hetselve wel te bestellen hebbe bevolen, soodat ick mij daervan houde ontslagen. Humelus'Ga naar voetnoot4 soonGa naar voetnoot5 heeft SibdagerusGa naar voetnoot6 nu tot verscheydemael bij hem gehadt, die mij relateert hem niet te vinden gedisponeert om bij SigthuniusGa naar voetnoot7 te gaen, hoewel indien SigthuniusGa naar voetnoot8 daerop insisteert, hij seyt sijne gehoorsaemheyt te sullen toonen. AsmundusGa naar voetnoot9 heeft hem niet naergelaten te seggen hetgene hij behoorde te weten ende hoc ipsi movet scrupulum, om welcke te weeren AsmundusGa naar voetnoot10 hem presenteert tot garandt, dat al het gepasseerde sal blijven vergeten, indien het toecomende wert geschickt tot contentement van diegene, die hij het behoort te geven. Sijn opinie is, dat beter sal wesen van verde als van naerbij daer preuve van te geven. GolilasGa naar voetnoot11 sal alles dienen te overleggen ende het humeur sacht ende discretelijck te tracteren. Ick vinde mij niet weynych becommert te oordeelen, wat dienstych is. Men meent sijne Hoocheyt met de volgende weecke wel hier mocht commen. Van het vertreck van den heer van OosterwijckGa naar voetnoot12 vernemen wij niet. Dit is al dat wij nu hebben. Desen 25 Oct. 1637. | |
Adres: Mijn heer Mijn heer de Groot, Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijksten Conynk. In dorso schreef Grotius: 25 Oct. 1637. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 12 Nov. |
|