Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1990. 1635 maart 1. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mon frère, Op huyden ontfang ick uE. brieven van den 15 over Rouaen, van den 19Ga naar voetnoot8 over d'ordinaire wegh, d'eerste bestelt door mons. HeufdGa naar voetnoot9; dancke uE. voor de tijdingen, soo het particulier als het publijck aengaende. Den coning - soo de meesters van de ceremoniën seggen - heeft tot mijne inhaeling gedeputeert twee marescaux de France, St. LucGa naar voetnoot10 ende d'EstréeGa naar voetnoot11. Sij seggen de syeckte een van beyde belet, soodat ick noch niet en weet, wanneer ick in sal gaen. Meene morgen ofte overmorgen. De brouilleries van 't hoff hebben wel vrij wat retardement connen veroorsaecken, maer ick houde het daervoor, gelijck alrede hebbe geadviseert, dat onse CimonsluydenGa naar voetnoot12 daeronder hebben geroert ende | |
CharnasséGa naar voetnoot1, dye tegen een van zijn vrunden geseyt heeft, dat hij mijn dienaer is, hoewel hij te hooff veel tegens mij heeff gewrocht. Tot de correspondentie met SerranusGa naar voetnoot2 is mijn lust niet groot, om redenen uE. bekent. Voor 't landt meen ick, dat mijne correspondentie met Cimons volck dyenstigh can zijn ende dat men VindexGa naar voetnoot3 meer ende meer engagerende in de RoseGa naar voetnoot4 de wegh prepareert tot hetgunt, waervan uE. adviseert. LatouGa naar voetnoot5 sullen zyen, dat zij met HannibalGa naar voetnoot6 niet wel StephanusGa naar voetnoot7 connen houden ende moeten oversulx veele compagnons soecken. Vandage ontfang ick brieven van BloemcoolGa naar voetnoot8 van den 17/7 Febr., inhoudende, dat Spier ende een fort daerontrent, Maegdenburg genaemt, - de stadt Magdenburgh is verre van daer - in handen van de keyserschen zijn gecomen, dat Rheine bij d'Eems bij d'onsen is verloren ende weder becomen, dat hoop is tot handeling over Polen. Breder brieven mede vandaer ende van deselve date vermelden, dat groote defecten zijn in de Wormsche bijeencomste Tweebrugh, Wetterau, Straesburgh; dat de mareschaux de France daerontrent zijnde menen, dat den hertogh van LotharingenGa naar voetnoot9 met vijff duysent paerden, vier duysent te voet ende eenige stucken artillerie nyet veel voordeels en sal doen in Lorraine, alsoo den hertogh van RohanGa naar voetnoot10 hem met XVIm man tegengaet; dat den mareschal de la ForceGa naar voetnoot11 den 1 Febr. oude st. bij Manheim den Rijn is gepasseert, maer hem houdende ontrent Landau noch niet uyt en rechte verwachtende andere Fransche trouppen, dye tot Oppenheim soude passeren in intentie om Spiers ende 't fort Magdeburgh weder te becomen. Tot de voorslagh van de Saxensche paixGa naar voetnoot12, nu met stilstant van drye maenden ende enige naerder articulen op de proportie van het crijgsvolck, dat zij beyde sullen onderhouden - de keyser 50 tegen Saxen 30 - ende middelen om de onwillige tot de vrede te brengen, zijnde geprepareert, loopen veelen, insonderheyt de vorsten van den Neder-Saxensche crijghaant., quiterende de directie van de heer rijcxcancellierGa naar voetnoot13 ende churfurst van SaxenGa naar voetnoot14, soeckt BrandenburghGa naar voetnoot15 in dese vrede te trecken, waertegen zeer werdt gearbeyt, soeckt oock aen hertogh Bernhard van WeymarGa naar voetnoot16; MansfeldGa naar voetnoot17 schijnt op Francford te loeren, alwaer de quade | |
humeuren haer meer ende meer openbaeren zijnde bij haer onbeleefde brieven geschreven aen de heer rijcxcancellier, dye haer vermaende grooter garnisoenen te nemen. De propositie van Vrancrijck gedaen tot Worms streckt om ordre te stellen tot de betaeling van de armée van hertogh Bernhard. Dat de croon van Sweden haer verclare, wat zij doen willen bij de saecke van Duytschlant, de coning van Vrancrijck presenterende 12000 man; dat BannierGa naar voetnoot1 belast magh werden zijn leger te vougen bij Lunenburgh ende HessenGa naar voetnoot2. 't Gunt uE. van Engelant adviseert, meen ick waer te zijn ende dat de cours is nae Brasyl. Hyer loopt geruchte, dat Paraïba bij d'onsen soude zijn becomenGa naar voetnoot3. Van Ausburgh ende Norenbergh hebben wij niet quaeds, de vigeur, daer Vrancrijck toe werdt gebracht door het verlies van PhilipsburghGa naar voetnoot4, sal de steden rasseureren. UE. sal nu ontfangen hebben procuratie ende opening van mijne intentie op de saeck met CesarGa naar voetnoot5. Ick vinde mede goed, dat men sulcx vordere voor FabiusGa naar voetnoot6 vertreck, aen denwelcke, alsoock aen MenanderGa naar voetnoot7 ende AugustusGa naar voetnoot8, ick doe soo mijne dyenstelijcke bedanckinge, als mijne recommendatie. Tot St. Denys, den I Maert 1635. UE. dyenstwillige broeder
| |
Adres (met de hand van Maria van Reigersberch): Aen Mijn Heer Mijnheer Reigersberch radtsheer in den Hoogen Radt in den Hage. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 1 maert 1635 tot St. Denys. |
|