Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1991. 1635 maart 1. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot9.Mon frère, Dynxdach voorleden sijn tot de ambassade van Polen bij de Generaliteyt genomineert de heeren BickerGa naar voetnoot10, BeaumontGa naar voetnoot11 ende eene Doctor AndreasGa naar voetnoot12, raet, soo ick verstaen, in het Hoff van Vrieslant; dan den heer van Beaumont heeft hem eerst gisteren ende wederom vandage in de vergaderynge van Hollant soo ernstych ende met sulcke redenen geëxcuseert, met recommandatie van de heer | |
van den HonartGa naar voetnoot1, dat sijn excusen sijn aengenomen. Dan sal nader werden gedelibereert, off bij die van Hollant yeman voor(?) sal werden gesurrogeert, hetwelck alreede eenyge steden hebben onnodych geoordeelt; doch soo de meerderheyt van stemmen daertoe verstaet, gelijck niet buyten apparentie is, soo ist apparent, dat mijnheer van den Honart de ambassade sal werden aengeboden ende apparent bij hem werden geaccepteert. Men verlanckt seer naer de comste van den heer KnuytGa naar voetnoot2. De Staten hier vergadert ende in andere provintiën beschreven souden het tractaet garen sien, om dan naer exigentie van het selffde haer consenten wat te reguleren. Niet anders hebbende sal naer mijn gebiedenisse aen mijn suster ende alle de vriende blijven UEd. dienstwillygen broeder,
| |
Den 1 Martij 1635. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer de Groot, Ambassadeur van de Croon Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: Den 1 Martij 1635. N. Reig. |
|