Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1356. 1628 december 28. Van Th. LansiusGa naar voetnoot2.1357. 1628 december 30. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mon frère, Den uwen door FranchimontGa naar voetnoot4 is mij wel geworden. Heb hemselve gesproocken, maer op straet ter loop. 't Is goed, dat dye quaden slagh in de vergadering is gestuyt ende evenwel bedruft mij, dat de vergadering soo is gestelt, dat het meerder deel niet en connen mercken, dat zij haerselve tegen zijn. Uyt Amsterdam heb ick eenige advysen gezyen van den XVIII, dye toonen dat daer bij de heren couragie is ende goede ordre. God wil haer goed voornemen segenen. Sij moeten letten op de authoriteyt, dye de Staten-Generael haerselve willen toemeten. Voor het jaer '86 placht het maer een extraordinarisse vergaderinge, gelijck dye in de provinciën jaerlijcx gehouden werden, blijvende het ordinaris beleyt bij de Raed van State, alwaer de provinciën wat nae haer grootheyt zijn bedeelt. Omdat dye van Engelant bedongen had eenige raeden in den Raed van Staten ende LicesterGa naar voetnoot5 in persone daer presideerde, is voor een tijdt | |
nodigh gevonden de vergadering te continueren, 't welck daernae is gebleven, omdat de ambassadeur van Engelant bleeff in den Raed van State. De swaerickeyt hyer en heeft niet gebleecken, soo lang de cleyne provinciën aen de grooten respect hebben gedraegen in de gemeene saecken ende elcke provincie in haer geheel gebleven is in 't beleyd van haer eygen saecken, maer uE. vader heeft in zijn leven voorzyen, dat dye luyden, dye in dye vergadering waeren, te groote meesters souden willen zijn. Ende dit heeft hem in onsen tijdt getoont als wanneer eenige in de regiering van Hollant zijn ingecroopen met het recht om Holland aen d'andere provinciën, dye daer jalours van waeren, over te geven. 't Gunt ick van Hollant segh, heeft oock nae proportie zijn reden in 't regard van Zeelant, dye de considerabelste provincie is naest Hollant. 't Gunt DiocletianusGa naar voetnoot1 heeft geadviseert nopende de Generaliteyt accordeert met de propoosten, dye hyer bij de domestycken van de extraordinarissenGa naar voetnoot2 zijn gehouden. 't Gunt uE. van BrouchovenGa naar voetnoot3 noteert, toont, waer het de luyden let, hoe zeer zij oock sulcx dissimuleren. De theologanten ende kerckelijcken maecken het te groff ende moeten nootelijck gebreydelt werden. 't Is goed, dat dat van Leyden tegen den Hoogen Raedt is gesteuyt. Sonnendagh laestleden sprack ick ChasteauneufGa naar voetnoot4, dye mij vraegde, off de heer van der MyleGa naar voetnoot5 haest soude gerestabilieert werden. Ick seyde, dat monsr. d'HauteriveGa naar voetnoot6 sulcx best soude weten; hij seyde, dat dye meende jae, daerop ick toonde, dat sulcx goed soude zijn voor Vrancrijck. Hij claegde over AurelianusGa naar voetnoot7, ick dede daer wat bij, dat AeliusGa naar voetnoot8 raeckte, 't welck ick meen gerapporteert te sullen zijn. Wij scheyden zeer goede vrunden. Op gisteren was ick bij de guarde des seauxGa naar voetnoot9, dye zeer claegde over beyde onse extraordinarissen. Hij seyde mij, dat den coning voor mij hadde gesorght. Monsr. de Beauclercq, secrétaire d'estatGa naar voetnoot10, seyde mij vandage hetselve, seyde voorts, dat den cardinaelGa naar voetnoot11 in presentie van den coning ende den Raedt zeer treffelijck van mij hadde gesproocken, hetselve heeft mij geseyt op huyden monsr. BoutillierGa naar voetnoot12, dye mede is secrétaire d'estat. Nu come ick soo daetelijck van den cardinacl te spreecken, dye mij wel onthaelde ende mij alleen spreeckende, vraegde, off d'heer van der Myle haest soude werden gerestabilieert. Ick seyde te hoopen, jae. Terstont daerop dede hij mij groote clachten over Aurelianus. Ick verhaelde hem 't stuck van NumerianusGa naar voetnoot13 ende wat GallusGa naar voetnoot14 daerin hadde gedaen ende wat VerusGa naar voetnoot15 daeruyt hadde te verwachten, alle 't welcke hem wel | |
smaeckte. Dit is goed tot daer en toe. Hij seyde oock, dat ick de marquys de FiatGa naar voetnoot1 most spreecken, alsoo de coning om mij gedacht had. Dan het francijn ende papier sijn hyer eenigsins te becomen, 't geldt uyt der thesoriers handen te crijgen is Herculi clavam eripere: alles werdt gehaelt met tijdt, groote moeyte, dicmael oock verlyes. Soodat hetgunt uE. mij recommandeert van mijselve te conserveren vrij wat moeyte in heeft. Sal evenwel geen couragie verlyesen. Van de heer van ValckenburghGa naar voetnoot2 wordt in alle de steden geseyt, dat hij om 500m croonen de principautéGa naar voetnoot3 aen den coning soude hebben vercocht; 't welck ick niet en wil hoopen, nochte geloven. HottomanGa naar voetnoot4 sprack mij gisteren, seyde bij d'extraordinarisse gegeten te hebben ende nae den eeten, alsoo Aurelianus vertrock, bij ValensGa naar voetnoot5 gebleven te zijn, dye seyde, dat het hem leedt was, dat hij mijn geselschap niet en mocht genieten, 't welck hij ten hoochste estimeerde, dan dat hij een compagnon hadde etc. Hottoman daerop met mij discourerende, alsoo ick mij binnen hyel, seyde, dat men te Parijs wel middel conde vinden om malcander als onvoorzyens te vinden. Ick seyde, dat ick mij wel gerust hyel, mij nergens mede moeyende dan met het landt bij occasie te recommanderen. Ende al waer het, dat ick Valens bij gevalle ergens mochte syen, dat ick op hem niet begeren en soude. Hij sondeerde mij op 't stuck van mijne betaeling, welcken aengaende ick toonde goed gelaet, gelijck uE. oock sal dyenen te doen bij denghenen, dye ons geen goed en gunnen, opdat wij uyt een generale plage geen quade particuliere illatiën en maecken. Casal can houden, nae de advysen, tot de XX Februarij. Den mareschal d'EstréeGa naar voetnoot6 staet gereed om te vertrecken met XIIm man, dye op de frontieren gereedt zijn ende over zee sullen passeren ende haere desente doen drye mijlen beneden Genua, in welcke stadt veele haer voor Vrancrijck openbaeren. Monsr. de ValerieGa naar voetnoot7 heeft wel last om instantie te doen bij den hertogh van SavoyeGa naar voetnoot8 tot passagie, maer soo dye geweygert werdt, de saecken niet te brengen in hooger offensie, alsoo men door eenige geestelijcke personen, oock door den paus, hem hoopte te brengen tot reden. SullyGa naar voetnoot9 is hyer weynigh gezyen bij den cardinael. Spreeckt altemet met Aurelianus van de exstirpatie van de Armenianen. Ick en can niet verstaen, dat hij noch yet gehandelt heeft voor RohanGa naar voetnoot10. Montauban werdt geseyt vivres te hebben voor drye jaeren. Vaertwel met alle de vrunden. Den XXX December XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
|
|