Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1331. 1628 november 9. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot7.Mijn heer, Beyde de uwe zeer aengename van den 26. AugustiGa naar voetnoot8 ende 30. Septemb. zijn mij wel geworden. Ick meyne den 21. Sept. op den eersten wat geantwoordt te hebbenGa naar voetnoot9. Ick danck uE. voor de recommandatie van MercierGa naar voetnoot10, die schrijft aldaer noch niet veel vernomen te hebben. Eenige meynen, dat d'OrGa naar voetnoot11 wel wat doen can, bijsonder om hem discipelen toe te schicken. De boecxkens van Pelletier sijn wel ontfangenGa naar voetnoot12. Sijn MaistresatGa naar voetnoot13 ende andere daer noch all wat moderaet? Van RivetsGa naar voetnoot14 moderatie weet men tot Leyden niet veel te spreecken. Besoeckt uE. noch de vrou van Chastillon? Wie is die moederGa naar voetnoot15? Mij is lieff, dat uE. 't boeck Voetii gesien heeftGa naar voetnoot16. Ick wilde uE. | |
oordeel wel eens daerop hooren, wensche, dat het D. TilenoGa naar voetnoot1 geliefde, wat nerveux, hetsij tegen de praefatie off anders, wat te doen, wij soudent hier wel doen duyts spreecken. Dan - vrij geseydt tot uE. - 't en most niet met steecken ende streecken, maer met goede reden geschieden, die SE. wel sal vinden, indient deselve gelieft daerop te letten. Onse Anti-censure gaet vast voorts onder den druckGa naar voetnoot2. Dat van BeernGa naar voetnoot3 heb ick ontfangen. Ick bid uE. mij aen te wijsen de passagiën in Xaintes ende Calvini brieven, die daerop slaenGa naar voetnoot4; annoteert allen. Dat van de lage chambre in EngellandtGa naar voetnoot5 heb ick gelesen, indient maer authentyck is. 't Is een teycken, datter sijn, die waerheyt plaets geven ende tegenstaen. Gelijck men in Zeelandt van uE. boeck spreeckt tegen SibrandumGa naar voetnoot6, soo spreeckt men oock in den Haege van Wtenbogaerts TractaetGa naar voetnoot7, twelck men soeckt. Daer sijnder, die het, hersien sijnde ende wat daerbij contra WalaeumGa naar voetnoot8 gestelt, wel opentlick souden drucken. Dan ick denck niet, dat hij sich sal haesten. Wat dunckt uE.? Evenwel hadden wij hier niet gehoort, dat de kerckelicke in Zeelandt soo exorbiteeren. Sij maeckent oock hier in Hollant groff genoch. Hoe verstaet uE., dat men 't stuck van de remonstranten aldaer begint te apprehenderen? Van den opheff in den Haech, om bij dage opentlick te leeren, ende van de beginselen van invasie van 't huys der jofvren. Hogerbets, daer - in derselver absentie - de vergadering was aengeleydt, oock van de publicatie daerop gevolcht, is uE. buyten twijffel geadverteert. Eenige remonstranten sijn sedert gemulcteert. Sij weygeren te betalen, men wil se executeren, maer is noch niet geschiet. DuvenvoordeGa naar voetnoot9 had den praesident CromhoutGa naar voetnoot10 gevraecht, off hij conscientie maeckte de placaten te doen executeren; hij mocht het vrij seggen, men soude haest een ander crijgen, hij soude het niet lijden, all soud'er hij den hals bij laten. De remonstranten vergaderen evenwel, doch bij avont, nochtans niet sonder dat het d'officieren weten, noch voorleden Sondach den 5en. De heeren van Amsterdam hebben noch een compagnie aengenomen ende de reste versterckt, wel lettende op de officieren. Dit maeckt grote murmeling onder tvolck, niet sonder dreygen, daer sij weren (?) 2 seditieuse boexkens, een Cort verhael van de vruchten der Arminaensche factie ende een Echo, beyde bijsonderlick raeckende de tegenwoordige Amsterdamsche regeringe ende derselver doenGa naar voetnoot11. De heeren meynen evenwel - soo men seydt -, dat se meester sijn; dan de remonstranten doen daer niet, off maeckent soo stil, dat m'er niet van en hoort. Off sij haest een preuve nemen sullen met weder te vergaderen, leert de tijdt. In andere steden | |
ende plaetschen gaet het all soo hun leusen (?), sonder versachting. Dan de remonstranten ontbreeckt middel. T'Utrecht heeft de leste verandering van magistraet gegeven - 't konde qualick anders sijn -. Sommige borgemeesters schijnen evenwel de remonstranten soo doende als sij doen te willen laten bewerden. Tot Alckmaer ende Schoonhoven was weder een nieu opheff tegen de remonstranten, maer is gesteuyt. 't Relaxeren van BerckGa naar voetnoot1 maeckt groot opspraeck, te meer dat de predicanten blijven sittenGa naar voetnoot2. Daer mocht wel yet voor gedaen worden d'aenstaende dachvaert van December. Van accommodatie wordt niet meer gesproocken. De burgemeester van Rotterdam, BerckelGa naar voetnoot3, heeft altemet daerop wat gedrongen, maer sedert eenige contentie tusschen hem ende seecker predicant tot Rotterdam, van welcke hij sich seer houdt geoffendeert, vermaent niet meer daervan. UE. seydt seer wel borgerlicke eenicheyt ende kerckelicke vrijheyt; waaren wij daer, wij waren desen aengaende in de haven. Maer 't sal noch stormen, eer wij 'er toe geraecken, hope evenwel, dat wij 'er toe geraecken sullen. Dan ick sie niet veel aensienlicke, die 't ter herten gaet. Van Rochelle is hyer soo onseecker ende verscheyden tijding, dat men sich daerover moet verwonderen. Eerst was het over, nae ontset; weder had het de coninck; daernae, dat tusschen Vranckrijck ende Engellandt getracteert wierdt ende dat Rochel daerin begrepen soude werden, oock dat Franckrijck wel mocht in oorloch treden tegen Spaengien, sijnde eenige Spaensche ende Portugeesche schepen alrede in Vranckrijck gearresteert. Nu seydt men, dat de coninck in Rochelle gecomen soude zijn den 22 October ende dat tot Rouen soude geviert sijn; - 't is all onseecker. God geve dat salich is, segene ende beware uE., mijnheer, ende alle de sijne voor alle onheyl. Desen 9. Novemb. 1628. UE. d.v.M. | |
Adres: Aen mijn heer mijn heer de Groot tot Parijs. In dorso schreef Grotius: 9 Nov. 1628. 1628 Utenbogard. |
|