Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdLaurentius van Romewas een van de acht diakens van de kerk van Rome die samen met hun bisschop Sixtus ii en enkele andere clerici in 258 onder keizer Valerianus gemarteld werden. »Ambrosius, Prudentius (345-na 405, Spaans dichter en Laurentius' landsman) en »Augustinus kenden al een legendarische uitbreiding van zijn Passio. Laurentius zou gegrepen zijn nadat hij het kerkbezit, dat door hem beheerd werd en door de magistraat opgeëist werd, onder de hem toevertrouwde armen verdeeld had. Ondervraagd over de plaats van de kerkschat en gedwongen tot de uitlevering ervan, wees hij op de arme leden van de gemeente met de woorden: ‘Zij zijn de schat van de Kerk.’ Hij stierf door verbranding op een rooster. Constantijn (»Helena & Constantijn) bouwde aan de Via Tiburtina een kapel boven zijn graf, die later vervangen werd door een basiliek: Sint-Laurentius-buiten-de-Muren, een van de zeven grote basilieken van Rome. Een legendaire traditie, die nog voortleeft in een vesper-antifoon van het Romeinse brevier op Laurentius' feestdag, wil dat Laurentius op zijn rooster de keizer toegesproken heeft met de woorden: ‘Aan een kant ben ik gaar; draai me maar om en eet me dan op.’ De Legenda Aurea vertelt over Laurentius' hulp bij de dood van keizer Hendrik ii de Heilige, die hem speciaal vereerde en ooit ter ere van hem een kelk aan de kerk te Eichstädt schonk. Toen de keizer in 1024 gestorven was meldde een grote groep duivels aan een kluizenaar dat er (bij de weegschaal van Michaël) om de ziel van de keizer gestreden werd. Des keizers zonden - onder meer zijn ongegrond wantrouwen ten opzichte van zijn kuise vrouw, de heilige koningin Kunigunde - dreigden de schaal naar hun kant te doen doorslaan. Toen kwam echter ‘die geblakerde Laurentius’ en wierp een zware beker aan de kant van 's keizers deugden, zodat zijn ziel gered werd. Het bleek de ooit geschonken kelk te zijn geweest.
Het is niet onmogelijk dat de traditie van de ongebruikelijke marteling van Laurentius op een rooster berust op een zeer vroege, foutieve lezing van een notitie in een martyrologium, waar ‘passus est’ (hij heeft geleden) verstaan werd als ‘assus est’ (hij is verbrand). In de noordelijke landen werd Laurentius in de 10e eeuw populair na de door zijn voorspraak behaalde overwinning op de Hongaren op het Lechfeld (955). Toen de bijgelovige Filips ii in de slag bij Saint-Quentin in 1557 een Laurentiusklooster had verwoest en als eerherstel het Escoriaal op de grondvorm van een rooster had laten bouwen (vanaf | |
[pagina 228]
| |
1563, door Juan Bautista de Toledo), kreeg Laurentius' populariteit een nieuwe impuls. De Romeinse diaken is de patroon van de armen, de bibliothecarissen (als diaken), en (vanwege zijn dood op een rooster boven het vuur) van allen die met vuur te maken hebben, zoals bakkers, koks en glasblazers. De meteorieten-regen rond zijn feestdag, 10 augustus, wordt naar hem genoemd en elke vrijdag, zegt men, mag hij een ziel uit het vagevuur bevrijden. Laurentius wordt voorgesteld als een jonge diaken met als attributen martelaarspalm, kruis, kelk of beurs met geld en vooral zijn rooster. De oudste afbeeldingen van Laurentius vindt men op goudglaasjes (bewaard gebleven bodems van glazen bekers, waarin de figuur in bladgoud is ingelegd) uit de 4e of 5e eeuw (onder meer in de Vaticaanse Musea te Rome). De eerste monumentale afbeeling is op een mozaïek in het mausoleum van Galla Placidia in Ravenna uit de eerste helft van de 5e eeuw: Laurentius met een groot vlammend rooster, boek en wapperende toga; naast hem een theca (kast) met de vier evangelieboeken. Niet minder indrukwekkend is het fresco ca. 1100 met zijn realistische marteldood in het cluniazensische Berzé-la-Ville (Saône-et-Loire). Op een 15e-eeuwse triptiek uit de school van Lorenzo Monaco heeft hij een beurs, en op een afbeelding op het altaar in de kerk te Schwimbach (Frankenland) draagt hij een kelk met geld. Het rooster nam vaak behoorlijke afmetingen aan: onder een Laatste Oordeel samen met Andreas, »Nicolaas en »Thomas van Canterbury op een fresco 1472 in de kerk te Jetsmark (Denemarken) en bij Elsheimer, schilderij olieverf op koper 1606-09 in het Musée Fabre te Montpellier. Veel middeleeuwse vereerders lieten hem afbeelden op de door hen gestichte werken (Rogier van der Weyden, achterzijde van het portret van Laurent Froimont ca. 1450 in de Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel, en Memling, altaarvleugels ca. 1480). Met boek en een fiks rooster staat hij ‘en reliëf’ op een 15e-eeuwse doodskist tussen Johannes deAtelier van Giovanni Dalmata, bisschopsstaf met de heilige Laurentius in de krul van de staf, ca. 1515, Schatkamer San Lorenzo, Florence. De martelaar draagt palm, rooster en een aureool of nimbus.
| |
[pagina 229]
| |
Evangelist en »Edward de Belijder in de kerk te Harewood (Yorkshire). Voor de invloed van de Laurentiusverering na Filips ii denke men aan de machtige, extatische Laurentius in een wijde diakendalmatiek met een immens braadrooster van Zurbarán 1636. Cycli werden geschilderd door Daddi, fresco's ca. 1330 in de Cappella Pulci-Bernardi in de Santa Croce te Florence; Fra Angelico, fresco's 1448-50 in de kapel van Nicolaus v in het Vaticaan te Rome (ook Stefanus-scènes); Michael Pacher, Laurentius-altaar 1462-63 met vier panelen, en leerlingen van Niccolò di Pietro Gerini, predella ca. 1400 met zeven scènes. Van de afzonderlijke scènes was naast de armenzorg van Laurentius (schilderij ca. 1625 van Strozzi in de kerk van de heilige Nicolaas van Tolentino te Venetië) uiteraard de spectaculaire marteling gewild, waarbij soms het roosteren aan beide zijden afgebeeld werd (11e-eeuws kapiteel te Moissac; 13e-eeuwse portalen aan de dom te Genua en aan de Laurentiuskapel in de kathedraal van Straatsburg; 15e-eeuwse miniatuur in de Heures de Marguérite d'Orléans; een schilderij 1550 van Titiaan in de jezuïetenkerk te Venetië). De hulp aan de ziel van keizer Hendrik werd uitgebeeld op een predella ca. 1360 van Orcagna in de Santa Maria Novella te Florence, het Kunigunde-altaar ca. 1510 in het Bayerisches Nazionalmuseum te München en op reliëfs 1501/13 aan het graf van Hendrik in de dom te Bamberg. Jezuïetendrama's uit de 16e eeuw van Broelman (1581 opgevoerd in Keulen; een tekening van het decor bleef bewaard) en Gregorius Holonius (1584) volgden op een anonieme Laurentiustragedie uit 1571. Van den Bosch 1963; Centenario 1958; Courcelle 1948; Roosval 1950. |
|