Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdEdward de Belijderwas de laatste Angelsaksische koning van Engeland, zoon van koning Ethelred ii en Emma, een dochter van de hertog van Normandië. Geboren omstreeks 1003 werd Edward vanwege het gevaar van de opdringende Denen vanaf 1013 in Normandië opgevoed. In 1042 werd hij na de dood van zijn halfbroer Hardicanute koning, dit met steun van de machtige graaf van Wessex, Earl Godwin, wiens dochter Eadgith (Edith) hij in 1045 trouwde. Zijn faam dankt Edward, niet opgewassen als hij was tegen de voortdurende twisten tussen de Angelsaksen en de Noormannen, minder aan zijn daadkracht als bestuurder dan aan zijn goede bedoelingen en bijzondere gaven, zoals zijn helderziendheid en zijn vermogen om scrofulose (ziekte van klieren in de hals; King's Evil) te genezen. Hij was het die, graag bezig met kerkelijke zaken, de herbouw van de door de Denen verwoeste Westminster Abbey begon. Edward stierf in 1066 en werd spoedig geïdealiseerd omdat zijn ‘noblesse’ afstak tegen de ruwe en vooral minder gewetensvolle Noormannenvorsten. Van Edward gaat het verhaal dat hij bij de wijding van een kerk te Havering (Essex) zijn ring aan een bedelaar schonk. Jaren later ontmoetten Engelse pelgrims in Palestina dezelfde bedelaar, die vertelde dat hij de evangelist Johannes was en hun vroeg de ring aan Edward terug te geven en hem te melden dat hij binnen het jaar zou sterven en Johannes in de hemel zou ontmoeten. Een andere legende vertelt hoe de »Zevenslapers Edward naderend onheil zouden zijn komen melden.
Edward werd in 1166 door paus Alexander iii, die hem de erenaam ‘confessor’ (»belijders) schonk, gecanoniseerd. Met de bijnaam onderscheidt men hem van koning Edward de martelaar (»vorsten). »Thomas Becket liet zijn lichaam overbrengen naar Westminster Abbey, waar het rust in een schrijn achter het hoofdaltaar. Op afbeeldingen is zijn gewaad dat van een koning, zijn attribuut een ring. Edwards feest valt op 13 oktober. Afbeeldingen van Edward komen - afgezien van een zilveren penning ca. 1066 uit Winchester en het ‘Tapijt van Bayeux’ ca. 1066-68 (daarop enkele malen, eerst jong en dan snel verouderend) - vooral voor op glasramen, onder meer te Amiens 13e eeuw en te York en Norwich 15e eeuw (altijd met de ring). Precieus zijn ring tonend, staat Edward met Johannes de Evangelist en »Laurentius als reliëfbeeld aan een graf in de kerk te Harewood (Yorkshire); en tussen koning Edmund (met pijl) en Johannes de Doper (met lam) leidt hij op een diptiek uit ca. 1380-1400 (National Gallery te Londen) koning Richard iii | |
[pagina 129]
| |
naar Maria. Een enkele maal wordt hij voorgesteld met een zwaard (glasraam 1325-33 te Wells). De grootste cyclus (met 64 scènes uit zijn leven en de geschiedenis van zijn verering) is te vinden in een 13e-eeuws handschrift van Mattheus Paris (wellicht bestemd voor Eleonore van de Provence, de vrouw van Henry iii). Glasramen in La Trinité te Fécamp bevatten details uit zijn leven. Van de twee scènes op een 14e-eeuwse miniatuur in het Domesday Book in het Public Record Office te Londen toont de eerste een (vroeg) eucharistie-wonder, waarbij Edward tijdens de elevatie van de hostie daarin het kind Jezus ziet, en de tweede het schenken van de ring. Edwards Vita werd geschreven door de monniken Osbert van Clare ca. 1138 en Ailred van Rievaulx ca. 1150, en een anonymus uit Anglo-Normandische omgeving maakte in de 12e eeuw een gedicht op de belijder. Barlow 1970; Bloch 1923; Harrison 1963; Sodergaard 1948. |
|