Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
de afgoden te offeren te ontlopen. Als represaille werden zij ingemetseld in de grot en sliepen in, niet dan nadat vrienden een document met de ware toedracht hadden binnengeworpen. Na 187 (of 193) jaren, onder keizer Theodosius ii († 450) - Jacobus de Voragine heeft in zijn Legenda Aurea al kritiek op het aantal jaren dat niet kan kloppen! - werden ze wakker toen knechten van een rechter Adolius, voor wie dezen een stal moesten bouwen, stenen nodig hadden en de muur voor het hol afbraken. Een van de na zoveel jaren slaap wakker geworden jongemannen ging naar de stad om brood te kopen, dat hij echter met verouderde munt betaalde. Hij werd aangebracht bij de gouverneur van Efeze, die argwaan kreeg en zich met de bisschop naar de grot begaf, in de hoop een schat aan te treffen. Men vond bij de slapers een verzegelde kist met het document dat de waarheid bevatte. De martelaren prezen God, getuigden van hun geloof in de verrijzenis van het lichaam en stierven. Het levendige verhaal van de Zevenslapers in de Legenda Aurea stemt in grote lijnen overeen met de oorspronkelijke versie; verschillen betreffen slechts details, zoals de naam van de berg (Celion), van de bisschop (Martinus) en van de proconsul (Antipater).
Keizer Theodosius liet op de plaats van de grot een heiligdom bouwen dat spoedig door pelgrims werd bezocht. De legende, vrijwel zeker ontstaan in Syrië, moet eind 5e eeuw al haar definitieve vorm hebben gekregen en diende waarschijnlijk al in de origenistenstrijd (ca. 400-553; theologische controversen over de interpretatie en de orthodoxie van Origenes, theoloog ca. 225) over de preëxistentie van de ziel en de lichamelijke verrijzenis. Een Laudatio op de Zeven van de hand van de Syrische predikant en dichter Jaqob van Sarug (ca. 500), Griekse vertalingen en de Passio Septem Dormientium apud Ephesum van Gregorius van Tours (in diens De gloria martyrum, laatste kwart 6e eeuw, bron voor de Legenda Aurea) zorgden in Oost (in aangepaste vorm zelfs in de 18e Soera Al-Kahf [De grot; verzen 9-31] van de koran) en West voor de verbreiding van de faam van het zevental. In de Griekse versie heten zij: Achillides, Diomedes, Eugenios, Stephanos, Probatos, Sabbatios en Kyriakos; in de (Syrische en) Latijnse: Maximianus, Malchus, Martianus, Dionysius, Johannes, Serapion en Constantinus. Nog een andere versie met andere namen van acht jonge mannen kwam voor. Na 600 jaar ontwaakten de Zevenslapers nog eenmaal in een visioen van de heilige Engelse koning »Edward de Belijder om hem allerlei rampen in het vooruitzicht te stellen. De verering van de Zeven kreeg vooral door de kruistochten een nieuwe impuls, kende in het Westen in de tijd van de barok een hoogtepunt en strekte zich uit tot ver in Azië en Egypte. Over heel Zuid- en Centraal-Europa werden zij in bepaalde steden vereerd, zoals te Arras, Guadix, Kiev, Marseille, Paphos, Rorrhof in Noord-Beieren en te Salerno. De martelaren worden verwacht te helpen bij slapeloosheid en bij koorts. Hun feest valt in het Westen op de meeste plaatsen op 27 juli (in Frankrijk en Duitsland op 27 juni) en in het Oosten op de meeste plaatsen op 22 oktober. Als attributen gelden een stok, herderstas, een slapende hond (die volgens het verhaal in de koran met hen de grot inging) of de papaver (slaapbol). De oudste afbeelding heeft het 9e-eeuwse Chludov-Psalterium met een miniatuur met de zeven naast elkaar slapende jongens. Zeven herders in de grot met de tas met documenten op de voorgrond worden getoond op een miniatuur in het Menologion (gebedenboek) van Basilius ii (einde 10e eeuw, Vaticaanse Bibliotheek). Deze voorstelling handhaafde zich op ikonen, vaak met de namen erbij (18e-eeuwse ikonen in het Benaki Museum te Athene en in het Sinaïklooster) en schilderingen in het Oosten: 11e eeuw in de Sophia-kerk te Ochrid en 17e-eeuws fresco in het Kremlin te Moskou, en in het Westen: fresco 1175-1200 in de kapittelzaal van het klooster te Brauweiler, waar zij in gezelschap | |
[pagina 337]
| |
van Paulus de eremiet (»Antonius Abt) getuigen van Hebr. 11,38: ‘Zij vluchtten in woestijnen en op de bergen, ze verborgen zich in spelonken’; en een 17e-eeuws, aldaar vereerd beeld in de kerk te Obersimonswald bij Freiburg. Modler legde hen met de medewerkers uit zijn atelier in zijn uitvoerige plastiek 1757 op een altaar in hun kapel te Rotthof (Niederbayern)
Miniatuur in een 14e-eeuws Perzisch handschrift in de stadsbibliotheek te Ettinghausen.
Keizer Theodosius ii met zijn gevolg bij de ontwakende Zevenslapers. Op de voorgrond de hond die hen volgens de versie in de koran gezelschap houdt. Uiteraard ontbreekt hier de bisschop. in militaire kledij te slapen in een nagemaakte druipsteengrot. Illuminaties uit de 15e eeuw van Legenda-Aurea-codices hebben naast afbeeldingen van de slapers in de grot ook uitvoerige voorstellingen met de aankomst van keizer Theodosius bij de plaats (15e-eeuwse miniatuur van een zoon van Jean Fouquet) en de scène met de niet meer gangbare munt in de bakkerswinkel (een handschrift van de Legenda Aurea ca. 1375 in de | |
[pagina 338]
| |
Bibliothèque Nationale te Parijs). Het visioen van koning Edward ziet men op een vroeg-15e-eeuws reliëf in de King Edward Chapel in Westminster Abbey te Londen. Perzische en Turkse miniaturen brengen de koran-versie van de Zevenslaperslegende in beeld. Vaak dragen zij daarop oosterse kleding en een tulband (miniatuur ca. 1550 in de Geschiedenis der profeten van Nishapuri in de Bibliothèque Nationale te Parijs) en gaan zij vergezeld van een hond (14e-eeuwse miniatuur van Rashiduddin; met een oosterse keizer te paard voor de grot; de Zeven slapend in de grot als een zevenling in een moederschoot). Enkele malen worden zij op een schip afgebeeld, waarop zij, weer volgens de koran, aanvankelijk aan het martelaarschap ontkwamen. Uit de 13e eeuw stamt een anoniem gedicht Von den Siben Schlafaeren. In Florence werd in 1554 een Rappresentazione dei Sette Dormienti uitgegeven en gespeeld. Reineccius en Abt Schmidt schreven in de 18e eeuw de Curieuse und lesenswürdige Geschichte von den Siebenschlaf (Frankfurt/Leipzig 1723). En in de satire Siebenschläfertag hekelde Heiberg (ca. 1850) de 19e-eeuwse burgerij. Huber 1910; Massignon 1950; Peeters 1923. |
|