Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdHelena & Constantijn,keizerlijke moeder en zoon uit de 4e eeuw, worden in de Kerken van het Oosten op een en dezelfde dag (18 augustus) als heiligen vereerd. Legenden overwoekerden zozeer beider geschiedenis, dat zelfs Jacobus de Voragine, auteur van de Legenda Aurea, blijk gaf niet alles wat hem over hen onder ogen kwam te vertrouwen. Helena, geboren ca. 255 in Bithynië, herbergierster, werd de concubine van de medekeizer van Diocletianus, Constantius Chlorus. Deze was tijdens de laatste vervolging in het Westen tolerant geweest tegenover de christenen. Hun zoon Constantinus, geboren in 274, volgde zijn vader in 306 als medekeizer op. Ten dele uit religieuze motieven, ten dele om opportunistische redenen gaf hij, alleenheerser geworden, de christenen vrijheid van godsdienst in het Rijk, hetgeen in 313 bij een afspraak (niet, zoals dikwijls gezegd, bij edict) te Milaan werd vastgelegd. Ongetwijfeld zag hij in het steeds sterker wordende christendom een mogelijk politiek bindmiddel ter vervanging van de oude religie, die op haar retour leek. Antieke auteurs zinspelen op de | |
[pagina 175]
| |
invloed van zijn moeder die christen was. Tot zijn dood toe bleef Constantijn catechumeen; pas op zijn sterfbed liet hij zich door zijn propagandist, bisschop Eusebius van Caesarea, dopen (in tegenstelling tot de legende die bisschop Silvester van Rome de doop veel eerder laat toedienen). Helena stierf ca. 330; Constantijn in 337. Beiden werden later door de christenen vereerd vanwege hun daden aan het begin van de christelijke rijkskerk. Helena's roem onder de christenen berust op haar ijver voor de bouw van basilieken (Geboortekerk te Betlehem, kerk op de Olijfberg en - volgens de legende - op plaatsen waar in Duitsland het Thebaanse legioen van »Mauritius vereerd werd), maar vooral op de legende van de vondst van het kruis van Jezus, de kruistitel (Mat. 27,37) en de spijkers waarmee hij gekruisigd werd. Deze legende, een onderdeel van een complex aan tradities rond het kruis van Jezus, werd voor het eerst verteld door Ambrosius en Eusebius van Caesarea en later steeds verder opgesmukt. Kern van de kruislegende is dat Helena op aanwijzingen van Judas, een heidense inwoner van Jeruzalem, drie kruisen vond. Om er zeker van te zijn dat men het kruis van Jezus kon onderscheiden van die van de twee moordenaars, werd een zieke vrouw op de kruisen gelegd. Bij het derde kruis werd zij genezen, waarmee het bewijs geleverd was. Op de plaats van de vondst liet Constantijn een basiliek bouwen. Grote delen van dit kruis werden naar Constantinopel gebracht en partikels ervan over heel de wereld verspreid. Het achtergebleven deel viel in 614 in handen van de Perzen, maar werd in 629 door de Byzantijnse keizer Heraclius heroverd en in Jeruzalem plechtig heropgericht. Constantijn leefde in de Kerk van het Oosten, waar hij ‘apostelgelijke’ heet, voort als een ‘heilige’ (die hij zeker niet was: hij moordde bijvoorbeeld zijn eigen familie op een enkele uitzondering na uit), uiteraard vanwege zijn bevoordeling van de Kerk. Dat werd versterkt door het tot legende uitgegroeide verhaal van zijn droom in de nacht voor de slag bij de Milvische brug tegen zijn rivaal Maxentius met het visioen van het ☧-teken met de woorden ‘hoc vince’, ‘overwin met (dit teken)’. Ook zijn optreden als verdediger van de orthodoxie op het concilie van Nicea in 325 (»Athanasius) en de proclamatie van zichzelf tot de ‘dertiende apostel’ droegen bij aan Constantijns dubieuze faam als ‘heilige’. In het Westen bleef zijn roem gehandhaafd door de Silvesterlegende en de Donatio Constantini, vervalsingen uit ca. 800, waarmee de politieke positie van de bisschop van Rome in de Karolingische periode met terugwerkende kracht veilig gesteld en met keizerlijke sancties onderbouwd werd. Constantijn zou door bisschop Silvester van Rome bekeerd, gedoopt en daardoor van zijn melaatsheid genezen zijn. Uit dank daarvoor schonk de keizer bij zijn vertrek naar Constantinopel, de nieuwe keizerstad in het Oosten, aan Silvester en zijn opvolgers de hoogste macht in het Westen en alle waardigheidstekenen daarvan.
De populariteit van de kruislegende leidde in het Oosten tot de instelling van de oudste, liturgische feesten van de kruisvinding en kruisverheffing (door Heraclius) op 13 en 14 september; in het Westen op 3 mei. Helena en Constantijn worden in het Westen samen gevierd op 21 mei. Helena is patrones van bisdommen (Trier) en steden (Colchester), van spijkermakers, schatgravers en mijnwerkers. Men roept haar aan voor het terugvinden van verloren zaken. De invloed van Helena en Constantijn op de geschiedenis van de christelijke architectuur en iconografie is groot geweest. Hun basilieken werden door de keizerlijke rijksarchitecten aangepast aan de behoefte van de christelijke liturgische bijeenkomsten. Deze gebouwen werden ingericht naar het representatieve schema van de keizerlijke aula: Jezus, afgebeeld in de absis, kreeg de insignes van de keizer (absismozaïek eind 4e eeuw in | |
[pagina 176]
| |
de Santa Pudenziana te Rome) en aan de wanden verschenen in plaats van 's keizers grote daden de heilsfeiten uit het Oude en het Nieuwe Testament (aanwezig geweest in de eerste, in 1506-1615 afgebroken Sint Pieter; nog aanwezig in de Santa Maria Maggiore te Rome en San Apollinare Nuovo te Ravenna). Vanaf Constantijn werd het kruis van Jezus overwinnings- en ereteken (absismozaïek ca. 549 in de San Apollinare in Classe bij Ravenna; passie-sarcofagen 4e eeuw in de Vaticaanse Musea). De partikels van het ‘ware kruis’ plaatste men - voor allen zichtbaar - eerbiedig in een fraai versierde staurotheek (= kruisreliekhouder; bijvoorbeeld die van Stavelot). Vanaf de 10e eeuw stond het ruiterstandbeeld van keizer Marcus Aurelius (nu op het Romeinse Capitool), dat men als ‘Caballus Constantini’ voor een beeld van Constantijn aanzag, voor het pauselijk verblijf van Lateranen (zie een vedute op het fresco 1489-92 van Filippino Lippi met de ‘triomf van de heilige Thomas’ in de Santa Maria sopra Minerva te Rome). Sindsdien verschenen keizerbeelden van Constantijn aan en in de portalen van de kerken: onder meer een reliëf ca. 1130 te Parthenay-le-Vieux en een beeld 1669 van Bernini in de aula van de Sint Pieter te Rome. De Silvesterlegende werd uitgebeeld op de fresco's 12e eeuw in de kerk der »Quattuor Coronati te Rome, op een glasraam 13e eeuw te Chartres en op fresco's ca. 1452-66 van Piero della Francesca in een koorkapel van de San Francesco te Arezzo. Op talloze ikonen staan Helena en Constantijn naast het verlossende kruis (Russische ikoon ca. 1500 te Recklinghausen; Roemeense ikoon ca. 1700 in de Ikonensammlung te Luzern). Constantijn werd ook afgebeeld op ikonen die de zitting van het concilie van Nicea (325) voorstellen: Russische ikoon ca. 1700 te Recklinghausen (rechts in de scène). Helena alleen werd afgebeeld met kruis, nagels of doornenkroon als attributen: miniatuur ca. 1440 in het Getijdenboek van Catharina van Kleef of schilderij ca. 1570 van Paolo Veronese; soms met een kerkmodel: glasraam ca. 1310 in de sacristie van de Sankt Gereon te Keulen. De kruisvinding, in de legendarische traditie op 14 september 320, is als historisch feit te traceren tussen 335 en 347. Voor de laatste datum wordt de gebeurtenis niet, daarna wel vermeld. De oudste afbeeldingen zijn te vinden in 9e-eeuwe kruis-cycli: miniatuur in de Bijbel van Vercelli en een illustratie bij het feest in een handschrift van het zgn. ‘Wessobrunner-gebed’ met achttien scènes. Een fraai specimen onder de middeleeuwse cycli met de kruislegende vormen de zes emaille medaillons op de onder sterke Byzantijnse invloed te Stavelot vervaardigde staurotheek ca. 1100, nu in de Pierpont Morgan Library te New York. Vooral in de 15e eeuw bloeide de interesse voor de legende; zoals overigens al blijkt uit talrijke cycli, waaronder die op de onderste rand van het tapijt van Gerona ca. 1100, oorspronkelijk bedoeld voor een baldakijn in de kathedraal aldaar, en op de middeleeuwse glasramen in de kerken te Morley (Derbanshire) en Ashton-under-Lyne (Lancastershire) en op panelen van A. da Fabriano op een predella ca. 1470 in de Santa Croce te Sassoferrato. Na een betrekkelijke stilte in de 16e eeuw (altaarstuk 1522/30 van Figueiredo in het klooster Santa Cruz te Coimbra, Por- | |
[pagina 177]
| |
Kruisvinding met Helena en Constantijn, gekantkloste doek uit Brugge, 1720. Kon. Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel. Bovenin het bekroonde kruis met wierokende engelen; links in het midden de Grafkerk te Jeruzalem; middenonder het ware kruis, waarop de zieke vrouw genezen wordt; daarnaast links Constantijn als een galante ridder en rechts keizerin Helena met gevolg; bij het kruis de kruistitel met de reden van Jezus' terdoodveroordeling: i[esus] n[azarenus] r[ex] [Iudaeorum] (Jezus van Nazaret, de koning der joden).
| |
[pagina 178]
| |
tugal; drieluik ca. 1540 van Van Scorel in de Grote Kerk te Breda en fresco's ca. 1525 van Pordenone in de Santa Croce te Casarsa in Italië), maakte het thema in de 18e eeuw een triomfantelijke herleving mee aan de gewelven van de Zuidduitse rococo-kerken: onder meer fresco's ca. 1765 van Maulbertsch in de kerk te Schwechat bij Wenen en van Matthias Günther 1771 in de Kreuzkapelle te Wessobrunn. Judas, die het kruis aanwees, werd volgens latere legenden onder de naam Cytiacus of Quiriacus christen en bisschop van Jeruzalem. Men beeldde hem af als bisschop en martelaar met in de hand een staf, kruis, spijkers en zwaard, of ander werktuig (laat-middeleeuwse beeld in het kasteel Heeswijk). Keizer Heraclius treft men, terwijl hij het kruis opheft, aan op het centrale medaillon van een beschilderde altaarvoorkant ca. 1290 uit de kerk van Nedstryn (Noorwegen), nu in het Universiteitsmuseum te Bergen, en op een Russische ikoon ca. 1605 te Recklinghausen (Heraclius heft het kruis, terwijl Helena en Constantijn aanbiddend de handen ernaar uitstrekken). Na de Vita Constantini, een lovende panegyriek van de hofbisschop Eusebius van Caesarea (na 324; de keizer is ‘vriend van de almachtige God’ en ‘nieuwe Mozes’) ontstonden middeleeuwse bewerkingen van de Helena- en Constantijn-legenden (Orendel, Spielmannsepos ca. 1190: Helena zendt de gevonden lijfrok van Jezus naar Trier). In de late middeleeuwen en in de 16e en 17e eeuw volgden de theaterstukken. Sommige vieren de triomfen van Constantijn: zoals een anoniem spel dat in 1575 met meer dan duizend medewerkenden werd opgevoerd, een aantal stukken uit het jezuïetentoneel en een muzikaal drama van Ursino, in 1690 opgevoerd te Napels. Andere stelden zijn genezing en bekering centraal (Calderón tweede helft 17e eeuw), de kruisvinding of fantastische legenden daaromheen (een Russische Geschiedenis van de witte mijter ca. 1500 en het mysteriespel Beunans Mariasek 1504 van Hadton). De laatste honderd jaar verschenen vier Helena-romans: Haupt 1891; Mockenhaupt 1939; De Wohl 1947 en Waugh 1950. Leo 1732 en Marianne von Martinez ca. 1790 componeerden oratoria met de titel Sant' Elena al Calvario. Lorenzo Valla ontmaskerde in zijn De falso credita et emendita Constantini donatione declamatio 1440 de ‘donatio Constantini’ als een vervalsing uit de Karolingische periode. Ewig 1956; Lauer 1967; Levison 1924; Maurice 1929; Träger 1970; Vogt 1960. |
|