Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Agnes van Romewerd vanaf de 4e eeuw te Rome als martelares vereerd. Veel meer is er over haar historisch niet bekend. Misschien werd zij onder Diocletianus in 304 terechtgesteld, mogelijk al onder Valerianus in 258-59, wellicht door verbranding of met dolkstoten. De legende uit de 6e eeuw vertelt over een welgestelde, heel jonge, aan Jezus ‘verloofde’ »maagd, die niet inging op het aanzoek van de rijke zoon van de Romeinse stadsprefect, die haar overlaadde met geschenken. Noch de naam van het meisje, noch die van de vrijer wordt genoemd. Haar motief was haar liefde voor haar bruidegom Jezus, die haar reeds alles schonk. Toen zij daarom naakt in een bordeel geplaatst was, groeiden haar haren als een kleed om haar heen. Een engel verscheen en reikte haar bovendien een kleed om zich te beschermen tegen de opdringerigheid van de jongeman en zijn vrienden. De minnaar werd door een boze geest gedood. Toen hij op het gebed van Agnes - deze naam is gaandeweg aan deze maagd gegeven - weer herleefde, kwamen vader en zoon tot inkeer. Een rechter, Aspasius, veroordeelde haar vergeefs tot het vuur. Het trof alleen de omstaanders. Toen werd Agnes' keel met een zwaard doorstoken. Op de achtste dag na haar dood verscheen Agnes aan haar ouders in een gouden gewaad met een lam (agnus) in haar gezelschap. De Legenda Aurea, die alle verhalen samenvat, vertelt nog het relaas van de marteling en begrafenis - samen met Agnes - van haar zoogzusje Emerentiana en dat van een priester van de Agneskerk, wiens oneerbare verlangens verdwenen door zijn ‘verloving’ met een beeld van Agnes, dat een aangeboden ring aannam. Deze priester restaureerde de toen al vervallen basiliek.
Agnes' graf en haar kerk, wellicht door een dochter van »Helena en Constantijn, Constantia, ca. 350 gebouwd, liggen aan de Via Nomentana te Rome. In de 7e eeuw werd deze kerk, waarvan de absismozaïeken uit die tijd zijn bewaard, gerestaureerd. In deze stad werd zij, zoals blijkt uit een bericht uit 354 over de jaarlijkse viering van haar ‘depositio’ (bijzetting), al vroeg vereerd. De mededelingen van de hand van »Ambrosius van Milaan, van bisschop Damasus van Rome (ca. 375) en van de Spaanse dichter Prudentius (hymne uit Peristephanon, begin 5e eeuw), ook reeds op mondelinge overlevering berustend, geven weinig bijzonderheden over de wijze van Agnes' martelaarschap. Zelfs haar naam is onzeker, daar de aanduiding ‘agnè’ ook ‘een rein meisje’ zou kunnen betekenen. Een onder de naam van Ambrosius overgeleverde Vita in een Latijnse en in een Griekse versie heeft geen enkele historische waarde. Volgens Sulpicius Severus in zijn Vita Martini 396/97 (»Martinus) zou Agnes samen met de apostelen Petrus en Paulus en de heilige Thecla aan zijn held verschenen zijn. De oudste attributen van Agnes zijn volumina (boekrollen) en duiven, een martelaarskroon en een doek. Vanaf de 13e eeuw kwam in de afbeeldingen het lam als definitief attribuut naar voren, ongetwijfeld verstaan als toespeling op haar naam en op haar ‘bruidegom’ Jezus (Joh. 1,29 en Apoc. 19,7-9). Een reliek van Agnes werd in 966 naar Utrecht overgebracht. De viering van haar marteldood valt op 21 januari, die van haar begrafenis op 28 januari. In Agnes' kerk te Rome worden jaarlijks op 21 januari tijdens de mis gedurende het zingen van het Agnus Dei twee lammeren gewijd, waarvan de wol dient voor het vervaardigen van het ‘pallium’, een waardigheidsteken dat geschonken wordt aan aartsbisschoppen. Dit teken gaat terug op onderscheidingen van hoge Romeinse ambtenaren. Vooral te Rome werd Agnes vaak afgebeeld, onder meer op goudglaasjes uit de 4e eeuw (in gebedsgebaar; handpalmen omhoog geheven; met als oudste attributen duiven, boekrollen en sterren; soms met Petrus en Paulus aan haar zijde), op mozaïeken uit | |
[pagina 22]
| |
Utrechtse meester, Mystiek huwelijk van de heilige Agnes van Rome, paneel, na 1490. Christelijk Museum, Esztergom (Hongarije). De meester staat onder sterke invloed van de Meester van het Bartolomeüs-altaar (ca. 1490), maar verwerkt het gegeven nog geaffecteerder.
Ten teken van de intieme relatie schuift het Jezuskind op de schoot van Maria een ring aan Agnes' vinger. Die houdt haar attribuut, een lam, aan een kettinkje. Engeltjes musiceren. Buiten wandelt Agnes met haar lam. De scène speelt zich, zoals vaak bij ‘Andachtsbilder’, af achter een balustrade. het begin van de 9e eeuw in de Zenokapel in de Santa Prassede (met martelaarskroon en doek) en in een lunet in de Cappella Sanctorum uit de 13e eeuw (met kroon in de handen). In het Noorden zijn de miniaturen 1110/20 in het Passionale van Stuttgart met scènes (bordeel, bezoek van de minnaar en de engel) de oudst bekende voorstellingen van Agnes. In de late middeleeuwen werd zij vaak afgebeeld: alleen (glasraam ca. 1312 in de kerk van het cisterciënzerinnenklooster te Heiligkreutztal; gepolychromeerd hardstenen beeld ca. 1475 in het Centraal Museum te Utrecht, met lam en foedraal met boek) of in groepen (in het schema van de ‘Virgo inter Virgines’, »maagden), of samen met »Barbara en »Catharina van Alexandrië: reliëf ca. 1410 in de Sankt Lorenz te Neurenberg. Het lam ligt in deze voorstellingen aan haar voeten, springt tegen haar op of rust in haar armen; soms wordt het aan een kettinkje gehouden: 13e-eeuwse glasramen te Sankt Wallpiergen (Oostenrijk); retabel uit de eerste helft van de 14e eeuw van Lorenzetti in de Sankt Dionys te Esslingen en de Agnes (tussen de aanbiddende maagden) op het centrale paneel van het altaarstuk ca. 1426-32 van Hubert en Jan van Eyck in de Sint Baafs te Gent. De randversiering van de Agnes-miniatuur ca. 1440 (met opspringend lam, boek en palmtak) in het Getijdenboek van Catharina van Kleef, in de vorm van een kostbare collier of armband met parels en gouden medaillons, is een toespeling op haar repliek op het aanbod van haar minnaar om haar kostbare geschenken te geven. Op het rechterzijluik van de Aanbidding der Koningen eind 15e eeuw van Hieronymus Bosch is het attribuut van het lam uitgegroeid tot een kleine scène op de achtergrond, die een duidelijke functie uitoefent: het lam ligt tegen een rots en in het veld wordt een herder (Jezus) door een wolf gedood, terwijl zijn vrouw vlucht. Onder de contrareformatorische voorstellingen zij gewezen op het schilderij ca. 1635 van Van Dyck met de hertogin Mary van Lenox als | |
[pagina 23]
| |
Agnes, en op Dolci's smeltende Agnes ca. 1650, die - zoals zoveel van zijn scheppingen - bijgedragen heeft tot de latere verzoetelijkte conceptie van de heiligenfiguur (bijvoorbeeld een schilderij ca. 1850 van de late Nazarener Schraudolph). Soms schuift het kind Jezus, zittend op Maria's schoot, als in een verlovingsscène Agnes een ring aan de vinger (»maagden): bijvoorbeeld op een 15e-eeuws retabel van de Meester van het Bartolomeüs-altaar in het Catharijneconvent te Utrecht, een Utrechts paneel na 1490 in het museum te Esztergom bij Boedapest of een houten beeld ca. 1500 in de kerk te Sinzenich (Rijnland). Het gegeven werd vooral afgebeeld in getijdenboeken (15e-eeuws Livre d'Heures de Mâcon). Tien fresco's ca. 1350 in de Santa Maria di Donnaregina te Napels tonen Agnes' leven: haar schoolbezoek, terugweg naar huis, avances van de minnaar, weigering tot offeren, het bordeel, het wonder van het harenkleed en dat van de opwekking van de bezoekende minnaar, de doorsteking met een zwaard, de steniging van Emerentiana, en Agnes' brandstapel; zo ook een Franse gouden beker van Karel v uit 1381 in het British Museum te Londen. Ribera schilderde in 1641 een aanvallige Agnes bij het wonder van de engel met het kleed. Tintoretto gaf op een werk ca. 1555 in de Santa Maria dell'Orto te Florence de opwekking van de zoon van de prefect weer. De verschillende martelingen vindt men op een tondo uit het begin van de 16e eeuw van Masip (met een onthoofding na de brandstapel), een gravure 1753 van Lobeck naar een ontwerp van Baumgartner (dood met een dolk) en op werken van Domenichino ca. 1620 en van Rottmayr ca. 1680 in de dom te Passau (met het zwaard). Le Sueur schilderde ca. 1645 Agnes' verschijning aan Martinus van Tours. Rueland Frueauf schilderde in 1507 het moment dat de heilige keizer Leopold iii van Oostenrijk, gehuwd met de dochter Agnes van de Duitse keizer Hendrik v, tijdens een jachtpartij in de omgeving van Wenen de weggewaaide sluier van de heilige Agnes aantrof op een vlierbes, waarboven Maria verscheen. Dit was de aanleiding om op die plaats de belangrijke abdij van Klosterneuburg te stichten. Genoemde schildering bevindt zich op het paneel van het Leopold-altaar aldaar. »Ambrosius van Milaan en de reeds vermelde Prudentius zongen in gedichten de lof van Agnes. In de 17e eeuw propageerde Stalpaert van der Wielen in Het Vrouwelick Cierat van Sint Agnes versmaedt ('s-Hertogenbosch 1622) de devotie tot Agnes en daarmee een contrareformatorische, rigoristische opvatting van haar ascese. Uit 1955 is er de roman van Scheyer, Agnes und die Söhne der Wölfin. Frutaz 1960; Ring 1936; Sciubba/Sabanti 1962. |
|