Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdErec & Enidezijn de held en heldin van de eerste Franse Arturroman, omstreeks 1165-70 geschreven door de dichter Chrétien de Troyes. Erec, de zoon van koning Lac, verblijft als jong ridder aan het hof van koning »Artur. Op een dag verlaat hij het hof om een belediging te wreken die koningin Guenièvre en hemzelf is aangedaan door de ridder »Yder. Kort daarna ontmoet hij Enide, de beeldschone en zeer wijze dochter van een verarmde achterleenman. De volgende dag wordt een sperwer uitgeloofd voor de schoonste jonkvrouw. In een gevecht tegen Yder verovert Erec de sperwer voor Enide en wreekt hij tegelijkertijd de smadelijke belediging. Hij vraagt Enides hand en neemt haar mee naar Arturs hof, waar hun huwelijk met hoofse praal wordt gesloten. Dan vertrekken zij naar het hof van koning Lac. Aan dit hof blijkt Erec geheel op te gaan in de liefde voor zijn vrouw. De ridders van zijn gevolg spreken er schande van, dat hij zijn ridderplicht verzaakt. Enide hoort hiervan en schaamt zich, omdat zij zich verantwoordelijk acht voor het eerverlies van haar man. Op een morgen wekken haar tranen Erec, die de reden van haar verdriet wil weten. Hij lijkt haar verklaring op te vatten als kritiek op hem en besluit van het hof te vertrekken met slechts Enide als gezelschap. Hij verbiedt haar iets tegen hem te zeggen. Viermaal trotseert | |
[pagina 114]
| |
Enide dit verbod: zij waarschuwt Erec eerst voor drie, dan voor vijf roofridders, voor een graaf bij wie zij de nacht doorbrengen en die Erec wil doden om zich van Enide meester te maken, tenslotte voor een ridder met de gestalte van een dwerg, Guivret le Petit, die Erec wil aanvallen. Alle keren wendt Erec het gevaar af en verwijt hij Enide haar ongehoorzaamheid. Met Guivret, die hij overwint waarna hij hem genade schenkt, sluit hij vriendschap. Na een ontmoeting met Artur en zijn gevolg, op jacht in het bos, redt Erec een ridder die wordt belaagd door twee reuzen. Door de inspanningen van het gevecht is hij zo uitgeput, dat hij voor dood van zijn paard valt. Een graaf die toevallig passeert, wordt verliefd op Enide en besluit beiden mee te nemen, teneinde Erec te begraven en Enide te trouwen. Terwijl Erec opgebaard ligt, tracht de graaf Enide te dwingen hem haar jawoord te geven. Als zij blijft weigeren, slaat hij haar in het gezicht, zij gilt en Erec ontwaakt uit zijn bezwijming. De herrijzenis van de doodgewaande veroorzaakt een grote verwarring, waarvan Erec en Enide gebruik maken om te vluchten. Zij zijn nu verzoend, alle misverstanden en geschillen zijn vergeten. Zij ontmoeten Guivret weer, die hen meeneemt naar zijn kasteel om te herstellen en uit te rusten. Dan volgt nog een laatste avontuur, de ‘Joie de la Cour’ (Vreugde van het Hof). In een sprookjesachtige tuin leven de ridder Maboagrain en zijn geliefde. Maboagrain doodt alle ridders die zich in de tuin wagen en zet hun hoofden op puntige palen. Erec verslaat Maboagrain en bevrijdt hem daarmee van de gelofte die hij zijn geliefde heeft gedaan: samen met haar in de tuin te blijven tot hij wordt verslagen. De tuin vormt niet langer een doem voor de omgeving en de gelieven kunnen in het normale leven terugkeren. Door Erecs overwinning is de harmonie hersteld en Enide weet Maboagrains geliefde ervan te overtuigen dat zij buiten de tuin gelukkiger zal zijn. Erec en Enide gaan nu terug naar Arturs hof. Kort daarop sterft koning Lac. Te Nantes worden Erec en Enide tot koning en koningin gekroond.
Dit verhaal, dat naar het zeggen van de dichter al in oudere versies circuleerde, draagt terecht de naam van zowel de mannelijke als de vrouwelijke hoofdpersoon. Enide is een boeiend personage, een hoofs maar verlegen meisje dat via een ontwikkeling die tot uitdrukking komt in de herhaalde tweestrijd tussen gehoorzaamheid en bezorgde liefde, uitgroeit tot de gelijke van Erec. Deze gelijkheid wordt gesymboliseerd in de gezamenlijke kroning. Erec maakt een parallelle ontwikkeling door die leidt tot een evenwichtige oplossing voor de tweestrijd tussen liefde en ridderplicht. Chrétiens roman is in de Middeleeuwen in verschillende talen bewerkt. De oudste bewerking, Hartmann van Aues Erec (ca. 1190), is de eerste Duitstalige Arturroman. Hartmann volgt in grote lijnen Chrétien, maar wijkt in details vaak af. Doordat hij uitweidt en uitleg verschaft, is zijn versie anderhalf maal zo lang als het origineel. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld veel uitvoeriger Enides wanhoop bij Erecs vermeende dood. Vergelijking van de structuur van Hartmanns tekst met die van Chrétien heeft Duitse onderzoekers op het spoor gebracht van een frequent voorkomende structuur in Arturromans (de ‘Doppelwegstruktur’): de held vindt in een eerste avonturenweg een geliefde en bereikt een broos geluk, dan volgt een crisis, die aanleiding is tot een tweede, zwaardere avonturenweg, die naar duurzaam geluk leidt. Dezelfde opbouw kennen bijvoorbeeld ook Chrétiens roman over »Yvain en het Lai de »Lanval van Marie de France. Net als de Duitse tekst draagt de Welshe versie alleen de naam van de mannelijke hoofdpersoon: Gereint ab Erbin (Gereint, zoon van Erbin). Dit anonieme prozaverhaal maakt deel uit van de Mabinogion (»Culhwch) en dateert waarschijnlijk uit het begin van de 13e eeuw. De relatie met de Franse tekst is niet geheel duidelijk. Hoewel het onloochen- | |
[pagina 115]
| |
baar lijkt dat de Welshe auteur Chrétiens versie heeft gekend, heeft hij ook materiaal uit andere, Welshe, bronnen verwerkt, vooral waar het gaat om persoonsnamen en familierelaties. Soms wijken ook details in de intrige af. Zo wordt hier bijvoorbeeld de verwijdering tussen de echtelieden verklaard uit jaloezie van Gereints kant. Omstreeks 1230 komt de anonieme Oudnoorse Erex saga tot stand, een verkorte prozabewerking van Chrétiens roman. De verkorting‘The brave Geraint’ of ‘Geraint and Enid’, schilderij van Arthur Hughes, 1860. Particuliere collectie.
komt vooral voort uit het weglaten van beschrijvingen en heeft geen invloed op de handeling. Een Franse prozabewerking van Chrétiens versroman is in het midden van de 15e eeuw geschreven in de omgeving van het Bourgondische hof. Inhoudelijk verschilt deze versie niet van haar voorbeeld. Een ander Frans prozaverhaal over Erec komt voor in twee handschriften van de Tristan en prose en gedeeltelijk in een Spaanse en een Portugese vertaling van die tekst. Het verhaal dateert waarschijnlijk uit de 14e | |
[pagina 116]
| |
eeuw. Naast de naam van Erecs vader, Lac, vinden we hier die van zijn moeder, Crisea, of, volgens één Franse bron, Ocise. Ook heeft hij een zuster, maar van Enide is nergens sprake. Erec heeft in dit verhaal de reputatie de meest betrouwbare van alle ridders te zijn. Hij heeft een eed afgelegd nooit zijn woord te zullen breken. Deze eed wordt hem noodlottig. Als dolende ridder ontmoet hij op een dag, na al enkele avonturen te hebben beleefd, een jonkvrouw die belooft hem opheldering te verschaffen over het lot van zijn vader, die in een tweegevecht verslagen is, mits hij later voor haar zal doen wat zij van hem vraagt. Dit belooft Erec. Zijn vader blijkt gewond in een klooster te verblijven. Hestor van Mares, de halfbroer van »Lancelot, heeft Lacs eer al gewroken. Wat de jonkvrouw later van Erec verlangt, is het hoofd van zijn eigen zuster. Om zijn eed niet te breken hakt hij zijn zuster het hoofd af. Als straf hiervoor sterft Erec een eerloze dood door de hand van Gauvain (»Walewein). In de 19e eeuw treedt een Arturridder genaamd Geraint als bard op in het Welsh georiënteerde korte verhaal ‘The Enchanted Shield’ uit de bundel Stories of Chivalry (1827) van Henry Davies. Het verhaal van Erec en Enide in zijn Welshe vorm, zoals het was uitgegeven en vertaald door Lady Charlotte Guest in 1840, inspireert Alfred Lord Tennyson tot een van de vroegste gedichten uit de cyclus Idylls of the King. Van de in 1859 verschenen kleine cyclus The True and the False. Four Idylls of the King draagt het eerste gedicht de titel ‘Enid’. In 1870 verandert Tennyson de titel in ‘Geraint and Enid’ en in 1873 wordt het gedicht in tweeën gedeeld: ‘The Marriage of Geraint’ en ‘Geraint and Enid’. Tennyson geeft de gebeurtenissen zoals die in zijn bron worden beschreven getrouw weer. Zijn inbreng ligt op het terrein van de structuur en van het poëtisch taalgebruik. Wat de structuur betreft, het verhaal begint in medias res, op het tijdstip waarop Geraint en Enid na hun huwelijk Arturs hof verlaten. Dan wordt verteld over Geraints alles vergetende liefde, over het morren van zijn gevolg, over Enids zorgen en over Geraints jaloezie, die hem ertoe brengt Enid te bevelen met hem op avontuur te gaan. Dan volgt een terugblik, waarin de hele geschiedenis vanaf het begin wordt verteld. Als het punt waarop de terugblik werd ingelast weer is bereikt, wordt de coupure tussen ‘The Marriage of Geraint’ en ‘Geraint and Enid’ aangebracht. In 1868 verscheen een uitgave van The True and the False. Four Idylls of the King met illustraties van Gustave Doré. Negen van Dorés gravures hebben betrekking op ‘Enid’. Tennyson inspireerde de prerafaëlitische schilder Arthur Hughes omstreeks 1860 tot zijn ‘The Brave Geraint’ (ook wel ‘Geraint and Enid’, nu in het bezit van Lady Anne Tennant). Vanwege haar toegewijde echtelijke liefde gold Enid(e) voor de 19e-eeuwse kunstenaars als een tegenhangster van overspelige vrouwen als Guinevere en Isoude. Zij werd veelvuldig afgebeeld, onder meer door J. Hallyar 1860, J.B. Bedford 1862, F.M. Miller 1866, E.H. Corbould 1873, H.M. Paget 1879, G.F. Watts 1879, Mrs. Samuel Nicholl 1880, Alice M. Scott 1881, Helen Blackburne 1885, F. Sydney Muschamp 1885 en Madeline M. McDonald 1896. Een van de tapijten uit de ‘Court of Arthur series’ die het parlementslid Coleridge Kennard in 1876 bestelde bij de Windsor Tapestry Works, toont Geraint buigend voor Enid en haar ouders, staande voor een vervallen kasteel. George James Frampton, een door de prerafaëlieten beïnvloede kunstenaar van de ‘New Sculpture Movement’, beeldde Enid in 1895-96 af op een van de tien verguld zilveren panelen die nu nog hangen in Astor House, Temple Place, Westminster. Hij vervaardigde bovendien een borstbeeld van ‘Enid the Fair’ (1908, Christopher Wood Gallery, Londen). In 1908 behandelde Ernest Rhys het verhaal van Geraint en zijn geliefde in zijn Enid. A Lyric Play, dat werd opgevoerd met muziek van Vincent Thomas. c. hogetoorn | |
[pagina 117]
| |
edities: Foerster 1884; Jones/Jones 1949; Cramer 1972; Kibler 1991. |
|