Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdErmenrik,koning der Oostgoten, pleegde volgens zijn tijdgenoot, de Romeinse geschiedschrijver Ammianus Marcellinus, in 375 zelfmoord, toen de Hunnen zijn rijk onder de voet liepen. De Gotische geschiedschrijver Jordanes (6e eeuw) weet te vertellen dat ‘Hermanaricus’ tot het geslacht der Amelungen behoorde, waaruit ook Theoderik de Grote (»Dietrich van Bern) stamde. Volgens hem stichtte deze Hermanaricus een groot rijk. Toen het volk der Rosomonen overliep naar de Hunnen, liet hij Sunilda, een Rosomoonse, vanwege dit verraad door wilde paarden uiteenscheuren. Haar broers Sarus en Ammius namen wraak en verwondden hem zwaar. Door die verwonding was Ermenrik niet meer in staat het verzet tegen de Hunnen te leiden en stierf hij, 110 jaar oud. In de Germaanse heldenepiek is Ermenrik een van de oudste historische persoonlijkheden. De historische gegevens zijn echter in de overleveringen zeer verschillend uitgewerkt. In de heldenepiek komt Ermenrik in verschillende sagencomplexen voor. Ten eerste is er de Svanhild-sage. Deze is in complete vorm alleen in Scandinavië te vinden. De belangrijkste bron is het Edda-gedicht ‘Hamdismál’. Volgens deze overlevering was Svanhild een dochter van Sigurd (»Siegfried) en de vrouw van koning ‘Jörmunrekk’ (Ermenrik). Jörmunrekk laat haar doodtrappen door wilde paarden, omdat hij haar van ontrouw met zijn zoon Randvér verdenkt. Randvér wordt opgehangen. Svanhilds broers Sörli en Hamdir willen haar wreken, wijzen daarbij echter de hulp van hun halfbroer Erpr af. Tijdens hun tocht naar Jörmunrekk doden zij hem zelfs. Hamdir hakt Jörmunrekks voeten en Sörli diens handen af. Daar Erpr er niet bij is om Jörmunrekks hoofd af te houwen, kan deze om hulp roepen en zijn wachters adviseren hen te stenigen, omdat zij niet door metaal kunnen worden verwond. Ook de Deense geschiedschrijver Saxo Grammaticus (ca. 1200) kent dit verhaal in grote lijnen. Bij hem is ‘Iarmerik’ echter koning van Denemarken. De trouweloze raadgever Bikki beschuldigt Broder, de zoon van de koning, van echtbreuk met koningin Svanhild. De vrouw wordt onder paardehoeven vertrapt. Broder krijgt op het laatste moment genade, omdat zijn vader zich realiseert dat hij geen andere erfgenamen heeft. De broers van Svanhild proberen haar te wreken, maar zij slagen er alleen in Iarmerik zwaar te verwonden. In een ander sagencomplex, de Harlungen-sage, gaat het om een niet historisch aantoonbaar broederpaar, neven van Ermenrik, dat optreedt in de Middelhoogduitse Dietrich-epiek (bijvoorbeeld in de Biterolf) en in de Oudnoorse, uit het Duits vertaalde, Thidrekssaga. Volgens deze bronnen werden de Harlungen Imbrecke en Fritele door de boze raadgever Sibecke belasterd, waarna ze werden opgehangen. In de Thidrekssaga wordt zelfs gezegd dat zij een oogje hadden op koningin Svanhild. Ondanks de voorzorgsmaatregelen van de trouwe Eckart worden zij gevangen genomen en opgehangen. Ook Saxo Grammaticus weet te vertellen, dat twee neven van koning Iarmerik van Denemarken tegen hem in opstand kwamen. Hij laat hen na hun nederlaag ophangen. Getuige de Oudengelse »Widsith was het verhaal ook in Engeland bekend. De dichter vertelt daarin dat hij aan het hof van ‘Eormanric’ was en de ‘Herelingen’ Emerca en Fridia ontmoette. Het Middelhoogduitse epos Dietrichs Flucht weet te melden dat Ermenrich in het bezit van het goud van de Harlungen was gekomen. Hier wordt dus ook gouddorst als motief van de verwantenmoord gegeven. | |
[pagina 118]
| |
Ten derde is er de Dietrich-sage. Ermenrich treedt vooral in de middeleeuwse Duitse heldenepiek op als tegenstander van Dietrich van Bern (= Theoderik de Grote). In de verschillende gedichten wordt verteld hoe Dietrich door zijn oom Ermenrich uit Italië wordt verdreven. Dietrich onderneemt pogingen zijn rijk te heroveren, maar moet ondanks overwinningen toch telkens terugkeren naar zijn ballingsoord bij koning Attila (»Etzel) van de Hunnen. In deze werken heeft Ermenrich de rol van de historische Odoaker overgenomen. Uit het Oudhoogduitse Hildebrandslied (ca. 800) blijkt immers dat oorspronkelijk ook in de heldenepiek Odoaker de tegenstander van Dietrich was. Waarschijnlijk is de uit andere epische werken beruchte Ermenrich (zie boven) in de plaats gekomen voor de in vergetelheid geraakte historische tegenstander.
In de Germaanse verteltraditie stond Ermenrik dus bekend als een tiran en verwanten-moordenaar, maar ook als de eigenaar van een grote schat. In die laatste hoedanigheid wordt hij ook in de Middelnederlandse »Reynaert vermeld: Reynaert beweert dat zijn vader indertijd ‘Des coninx Ermerikes scat / In eene verholenlike stat’ had ontdekt. Nog in de zestiende eeuw werd Ermenrik de hoofdpersoon in de Nederduitse ballade Koninc Ermenrikes Dôt. Daarin wordt verteld dat Dietrich zijn land heroveren wil. Samen met elf helden reist hij naar Ermenriks slot. Deze wil hen laten ophangen, maar zijn plan mislukt. Ermenrik en al zijn mannen worden gedood. Mogelijk bevat deze laatste overlevering een contaminatie van elementen uit de Svanhild- en de Dietrich-sage. In de moderne tijd was de stof populair bij de mindere goden in de Duitse literatuur. Ernst von Wildenbruch schreef een tragedie Ermanarich der König (1903-08) en er bestaat een drama met dezelfde stof van O. Munz uit 1909. Het verhaal werd verder gebruikt door H.W. Schulte vom Brühl (in Urväterzeit, 1918) en door auteurs in het Derde Rijk, zoals Hans Baumann met een Ermanerich uit 1944. a. quak edities: Jänicke 1866-73; Bertelsen 1908-11; Olrik/Raeder 1931; Meier 1935; De Vries 1952; Neckel/Kuhn 1962-68; Erichsen 1967; Braune 1969; Davidson/Fisher 1979-80. |
|