Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtijdreisBekend motief uit de literatuur: met behulp van een technologisch hoogstandje als de tijdmachine, dan wel door een ‘magische’ ingreep, of zonder enige verklaring, kunnen personages in de roman (kortverhaal, film, enz.) vooruit en/of achteruit in de tijd reizen. Romans die dergelijke ingrepen vertonen vallen onder de brede categorie van de tijdroman. Anders evenwel dan bij veel andere toekomstliteratuur en zeker de meeste historische romans worden de personages niet ‘geboren’ in het verleden of de toekomst, maar komen ze er terecht vanuit een andere tijdslaag. Het idee van het tijdreizen heeft steeds een bijzondere aantrekkingskracht gehad voor wetenschappers en filosofen. Tijd en ruimte zijn de twee meest fundamentele principes die ons bestaan definiëren, waarbij ruimte de meer concrete en bevattelijke van de twee is. De tijdreis projecteert dan het idee van de verplaatsing in de ruimtelijke dimensie op de meer abstracte en mysterieuze dimensie van de tijd. Zie ook multiversum. Daarnaast heeft het idee van een tijdreis een aantal bijzondere voordelen voor de auteurs van fictie. Men kan personages uit het ‘heden’ (dus met ‘onze’ kennis, verwachtingen en waarden) naar het verleden sturen of naar de toekomst, waar hen de boeiende confrontatie wacht met een heel andere wereld. Dat opent mogelijkheden voor allerlei literaire effecten: exotisme, couleur locale, conflict, avontuur, gevaar en suspense, vervreemding, enz. Vaak blijkt het verleden of de toekomst waarnaar de personages reizen overigens een allegorie te zijn voor het heden van auteur en lezers. Als klassiek voorbeeld kan The time machine (1895) van H.G. Wells gelden; in deze novelle laat een bijzonder krachtige tijdmachine het hoofdpersonage toe om naar het jaar 802.701 te reizen; de maatschappij die hij daar aantreft biedt eigenlijk op heel wat manieren een weerspiegeling van tendensen in het laat-Victoriaanse Engeland en van de overtuigingen van de auteur zelf. Hoezeer tijdmachines een onuitputtelijke bron van inspiratie kunnen zijn, blijkt nergens zo duidelijk als in de stripalbums van Suske en Wiske, waarin de ‘teletijdmachine’ van professor Barabas voor de helden doet in de tijd, wat zijn supersnelle ‘gyronef’ helikopter voor hen doet in de ruimtelijke dimensie, nl. ze supersnel naar onverwachte en spectaculaire settings en nieuwe avonturen brengen, waar ze zelfs bekende historische figuren kunnen ontmoeten. Het reizen in de tijd komt uiteraard vaker voor in sciencefiction en in fantastische literatuur dan in meer realistische vormen van fictie. Een klassiek voorbeeld is Washington Irvings kortverhaal ‘Rip Van Winkle’ (1819), dat het verhaal vertelt van Rip die tijdens een wandeling in de bergen in slaap valt en meer dan 20 jaar later wakker wordt; hij herkent haast niemand meer als hij in zijn dorp terugkeert. Dit verhaalmotief van een miraculeus lange slaap kende men reeds uit talrijke volksverhalen. In het symbolisch-moraliserende kerstverhaal ‘A Christmas carol’ (1843) van Ch. Dickens is het in een droom dat het hoofdpersonage doorheen de tijd reist, wat iets minder ver van de realistische code staat. Scrooge wordt in zijn slaap achtereenvolgens bezocht door drie geesten (the Ghost of Christmas Past, the Ghost of Christmas Present, the Ghost of Christmas Yet to Come) die hem naar scenes uit verleden, heden en toekomst nemen, en hem de gevolgen van zijn harteloze vrekkigheid laten zien; hij wordt wakker als een herboren man. Het bekendste Nederlandse voorbeeld is allicht de bekroonde en verfilmde jeugdroman Kruistocht in spijkerbroek (1973) van Thea Beckman. In dit verhaal is de zestienjarige Dolf uit Amstelveen vrijwilliger om door een ‘materie-transmitter’ voor een namiddag heen en terug geflitst te worden naar de middeleeuwen om daar even een kijkje te nemen, maar door een foute berekening komt hij in het jaar 1212 in een Kinderkruistocht terecht. Lit: P.J. Nahin, Time machines: Time travel in physics, metaphysics, and science fiction (2001) D. Wittenberg, Time travel: the popular philosophy of narrative (2013) J. Gleick, Time travel. A history (2016).
|