Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtheater-2Etym: Gr. theatron = schouwplaats < theaomai = ik aanschouw, ik kijk met bewondering. Toen Wim Sonneveld in een van zijn cabaretvoorstellingen aan zijn publiek te kennen gaf dat wat ze zagen ’allemaal theater’ was, doelde hij niet op het gebouw, maar gebruikte hij de term voor alles wat op het podium van het theater-1 wordt geboden: drama, revue-1, cabaret, opera, operette, musical, varieté en wat dies meer zij. Het materiaal hiervoor is zeer ruim en omvat naast teksten ook akoestische middelen (muziek, geluid en verbale elementen als dictie e.d.) en visuele elementen (mimiek, gebaar, aankleding, decors, rekwisieten, belichting e.d.). Kenmerkend voor het theater in deze zin is de gelijktijdigheid van productie en receptie, waardoor elke theateropvoering eenmalig en onherhaalbaar is, ook als het bijv. om hetzelfde toneelstuk of cabaretprogramma gaat. Een kerngegeven van de theatrale communicatiesituatie is dat acteurs door hun spel personages of objecten, geplaatst in een fictionele wereld, als levend creëren voor de toeschouwer. Die communicatie vindt plaats op twee niveaus: 1. Tussen de fictionele personages onderling in een fictionele wereld, ook wel het ‘innere Kommunikationssytem’ genoemd. 2. Op het niveau van de toeschouwer, nl. tussen de voor hem gecreëerde wereld op het toneel en hemzelf of het ‘aussere Kommunikationssystem’. In elke periode en door elke theaterproducent worden uit het geheel aan theatrale middelen telkens andere specifieke aspecten als dominant aangewend om zo uitdrukking te geven een de eigen problematiek. Zo legde Artaud (théâtre de la cruauté) in zijn werk de nadruk op het non-verbale van het theater, terwijl bijv. de Franse classicistische traditie of Goethes Weimartheater juist het accent legden op de verbale of paraverbale aspecten (het zgn. teksttheater). Begrippen als theater en theatraliteit (opgevat als de ‘specificiteit van het theater’) blijken dan ook doorgaans waardebepalende begrippen te zijn en zijn constant inhoudelijk in beweging. De term theater in deze zin is ruimer dan toneel of drama en verwijst, anders dan het Franse woord théâtre niet naar een oeuvre van dramateksten. In Nederland bestaat het Theater Instituut Nederland dat gevestigd is in Amsterdam (Sarphatistraat 53). Het instituut verzorgt online de theaterencyclopedie.nl. Van 1985 tot 1988 verscheen het Theatertijdschrift. In België is er het Vlaams Theater Instituut, het steunpunt voor de podiumkunsten in Brussel (Sainctelettesquare 19). Lit: J.R. Taylor, A dictionary of the theatre (19755) P. Pavis, Dictionnaire du théâtre (1980; herziene uitgave 2002) E. Fischer-Lichte, Semiotik des Theaters, 3 vols (1983; Eng. Vert: The semiotics of theatre, 1992) C. Tindemans, Drama en theater (1984) M. Brauneck & G. Schneilin (red.), Theater Lexikon: Begriffe und Epochen, Bühnen und Ensembles (1986) R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996; reprint 2001) Kritisch theater lexicon, afl. 1-18 (1996-2002) K. Elam, The semiotics of theatre and drama (20022) ‘Theater special’, speciaal nummer van Vooys 24 (2006) 3 D. Krasner (red.), Theatre in Theory 1900-2000. An anthology (2008) Ph.B. Zarilli e.a. (red.), Theatre histories. An introduction (20102) D. Mamet, Theatre (2010) B. Seidensticker, Das antike Theater (2010) D. Kennedy, The Oxford companion to theatre and performance (2011) K. Reilly, Automata and mimesis on the stage of theatre history (2011).
|
|