Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtheaterkritiekDiscipline die zich bezighoudt met de beschrijving, de interpretatie en de evaluatie van theater-2. De theaterkritiek zoals we die nu kennen in dagbladen en tijdschriften, ontstond in de loop van de 18de eeuw, toen een groter publiek toegang kreeg tot en geïnteresseerd raakte in de schouwburg, en de smaakmakers zich ook kritischer gingen opstellen tegenover de aangeboden kunstvormen. Algemeen kunnen we stellen dat de theaterkritiek dezelfde functies vervult m.b.t. theater als de literaire kritiek tegenover de literatuur (zie literaire kritiek, recensie). Omdat het hier evenwel gaat om een vorm van performatieve kunst (performance-2), dient de criticus met erg verschillende elementen rekening te houden: naast de auteur en het stuk bijv. ook met de acteurs, de regie, het decor, enz. Belangrijk voor een beter begrip van de theaterkritiek is het feit dat de criticus steeds geconfronteerd wordt met een voorlopig eindproduct. Door het vluchtige en onherhaalbare karakter van de voorstelling is het toetsen van kritische uitspraken heel wat moeilijker dan bij een literair werk. In tegenstelling tot de film is het te beoordelen product van de theaterkritiek niet onveranderlijk (elke opvoering is weer anders). Op basis van zijn persoonlijke en eenmalige ervaring selecteert de criticus een aantal gegevens voor de beschrijving en voor de eventuele interpretatie. Afhankelijk van zijn opleiding, zijn kunstvisie en zijn ideologie zal elke criticus een eigen hiërarchie van argumenten hanteren om zijn oordeel over het opgevoerde stuk te funderen. Als bemiddelaar tussen de toneelmakers en de potentiële toeschouwers zal de criticus zich op de eerste plaats tot de laatsten richten. Hij kan het publiek aanmoedigen of afraden om een voorstelling bij te wonen. Daarnaast vervult theaterkritiek ook een bredere informatieve functie: niet alleen potentiële bezoekers, maar ook lezers met een algemene culturele belangstelling kunnen aan de hand van kritieken van op afstand het theaterleven en zijn ontwikkeling volgen. Voor de lezer van recensies is de criticus een deskundige. Zelden is hij echter de vertegenwoordiger van het collectieve oordeel van de toeschouwers. Vandaar dat de toneelmakers niet altijd veel aandacht besteden aan het oordeel van deze bevoorrechte kijker. Succes bij het publiek en een gevulde kassa zijn voor de gezelschappen zeker zo belangrijk. Toch kan kritiek verdere gevolgen hebben voor een toneelgroep, omdat gunstige of negatieve reacties vaak (onrechtstreeks) als criterium gehanteerd worden bij het toekennen of weigeren van subsidies. Ten slotte vormen kritieken interessant onderzoeksmateriaal voor de theatergeschiedschrijver; het zijn vaak de enige bronnen, hoe voorzichtig ook te interpreteren, waarop hij zich kan baseren. Nu bieden film, video, foto, klankband, e.d. mogelijkheden om theatervoorstellingen als onderzoeksmateriaal exact vast te leggen. Zie ook opvoeringsanalyse. Lit: A.P. Hinchliffe (red.), Drama criticism. Developments since Ibsen. A casebook (1979) H. van den Bergh, Teksten voor toeschouwers (19832), hoofdstuk 6 P. Pavis, L’analyse des spectacles (1996) Toneelkritiek als historische bron, themanummer van Documenta 16 (1998) 4 R. Stuivenberg & R. Rijghard, Theaterkritiek in Nederland [interviews] (2003) W. van Gansbeke, "Stomp niet af, stomp terug", twintig jaar theaterkritiek (2010) P. Prescott, Reviewing Shakespeare: Journalism and performance from the eighteenth century to the present (2013) M. Fisher, How to write about theatre. A manual for critics, students and bloggers (2015) M. Vaughan, Theatre blogging. The emergence of a critical culture (2020).
|
|