Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdterzijdeToneeltekst die door een personage wordt uitgesproken buiten het kader van de ‘normale’ dialoog die het handelingsverloop draagt. Er kunnen drie typen terzijdes worden onderscheiden. In het zgn. monologische terzijde (monoloog) wordt niemand expliciet aangesproken. Het personage spreekt tot zichzelf, waarbij het ‘onbewust’ informatie verschaft over zijn psychologie, zijn bedoelingen of de achtergrond van een situatie. Dit monologische terzijde onderscheidt zich van andere vormen van alleenspraak doordat het duidelijk ‘in de marge’ van het handelingsverloop geplaatst is: de andere personages hebben er geen weet van, ook al zijn ze aanwezig op de scène. In het zgn. dialogische terzijde zijn er twee of meer sprekers die wat apart zijn opgesteld in de scenische ruimte (vandaar dat men dat wel aanduidt met de Italiaanse term 'a parte') en wier dialoog niet is bestemd voor de ‘centraal’ opgestelde personages, hoewel die vaak betrokkenen zijn bij wat besproken wordt (bijv. afluisterscènes, bespieding, het opzetten van een geheim plan). Dit procédé kan ook aangewend worden met humoristische bedoelingen wanneer denigrerend gesproken wordt over een ‘slachtoffer’ dat op de scène aanwezig is, maar dat (bij conventie) niets kan horen. Het komische effect ligt dan meestal in de meerinformatie die ten nadele van het bedoelde personage wordt meegedeeld aan het publiek (dramatische ironie). Het derde type heet terzijde ad spectatores (Lat. tot de toeschouwer gericht). Hier wordt het publiek expliciet aangesproken. Daardoor wordt het onderscheid bewust doorbroken tussen de interne dramatische communicatie (de communicatie op de scène tussen de personages onderling) en de externe dramatische communicatie (communicatie tussen spelers en publiek) terwijl die scheiding althans principieel nog werd gehandhaafd bij de eerste twee vormen van terzijde. In feite is hier sprake van doorbreking van de vierdewand-fictie. De techniek van het terzijde werd in de oudheid herhaaldelijk toegepast door de blijspeldichter Plautus, later ook door Molière en andere komedieschrijvers. Het procédé is zo geliefd in het komisch toneel omdat het zorgt voor komisch contrast, bijv. door de tegenstelling tussen wat op het toneel tegen een ander personage wordt gezegd en wat (met een knipoog) tot het publiek is gericht. In Bredero’s Spaanschen Brabander (1617) geeft Robbeknol herhaaldelijk in terzijdes commentaar op zijn meester Jerolimo, waardoor diens grootheidswaan in een komisch daglicht komt te staan. In toneelsatires, zoals in het sterk van romantische ironie getuigende Der gestiefelte Kater (1797) van L. Tieck, is het terzijde een vaak gehanteerd middel om de getoonde handeling en alles wat op het toneel gebeurt te becommentariëren en ook te ridiculiseren. In het episch drama van B. Brecht krijgt het terzijde ad spectatores een heel bijzondere functie: de toneelillusie wordt radicaal doorbroken, de zelfbeslotenheid van het handelingsverloop wordt opgeheven, bijv. doordat de acteur uit zijn rol stapt en deze toelicht. Deze technieken behoren tot het door Brecht beoogde vervreemdingseffect waarmee hij de toeschouwer wakker wil schudden en op het werkelijkheidsgehalte van de behandelde problematiek wil wijzen. Lit: C.F.P. Stutterheim, ‘Het conflict der werkelijkheden in het taalkunstwerk’ in Nieuwe Taalgids 48 (1955) 4, p. 208-220 N. Fournier, L’aparté dans le théâtre français du XVIIème siècle au XXème siècle (1991) B. Escolme, Talking to the audience: Shakespeare, performance, self (2005) R. Mullini, 'Talking in asides in Shakespeare’s plays' in English Text Construction 11 (2018), p. 38-59.
|
|