Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdritmische analyseTerm uit de studie van de prosodie voor de discipline die zich bezighoudt met het onderzoek naar het ritme in een tekst als een van de twee (de andere is het timbre) hoofdcategorieën van het verschijnsel klank. Is de tekst metrisch (metrum), zoals sinds de renaissance meestal het geval is, dan kan men de statistische methode toepassen zoals ontwikkeld door Stuiveling (1934). Aangezien het gehoor van de individuele lezer bepalend is voor de interpretatie, is subjectiviteit bij voorbaat gegeven. Toch biedt de taalkunde enig houvast. Van meersyllabige woorden (bijv. lopen, gereed) ligt het woordaccent doorgaans vast (men zie daarvoor het woordenboek). Van de eensyllabige woorden is er een aantal onbeklemtoond (bijv. lidwoorden). Voor het overige is het zinsaccent bepalend voor de notatie. Zo geeft Braakhuis (1962, p. 8 v.) de volgende analyse (de klemtonen zijn vet gedrukt) van de eerste strofe van een gedicht van H. Roland Holst - v.d. Schalk: Sombre gedachten schiep een sombre tijd, In dit isosyllabische vers telt men de corresponderende syllaben (de eerste van elke regel, de tweede enz.) van boven naar beneden, zodat een overzicht van de prominentieverhoudingen (aantal accenten per lettergreep) van het geheel van vier verzen het volgende beeld oplevert: 3 1 1 2 0 4 1 2 1 4 (0). Hieruit is af te lezen dat in de geciteerde strofe van Roland Holst de oneven syllaben overwegend onbeklemtoond zijn en de even syllaben beklemtoond: een vijfjambisch patroon met antimetrie voornamelijk in de eerste syllabe, maar ook elders. Aangezien ritme niet alleen bepaald wordt door prominentieverhoudingen tussen syllaben en woorden, maar ook door syntactische grenzen (rust), heeft de analyse ook hiervan rekenschap af te leggen. Het verdient aanbeveling een ritmische analyse van een gedicht te laten voorafgaan door een grammaticale (semantisch-syntactische) analyse. Op grond daarvan (materiële analyse) kan men de subjectiviteit terugdringen en met enige zekerheid iets zeggen over het ritme en over de mogelijke interpretatie ervan. De receptie-esthetica kan hierbij een geheel eigen inbreng hebben. Lit: G. Stuiveling, Ritme en metrum in den tijd van 80 (1934) A.P. Braakhuis De thematische structuur van de versregel (1962) R. Wellek & A. Warren, Theory of literature (2000), ch. 13 G.J. Vis, ‘Iconiciteit en ritme: klankexpressie bij Nijhoff’ in Forum der letteren 32 (1991), p. 46-60 N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry. A new theory (2008).
|