Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpsalmEtym: Gr. psalmos = lied onder begeleiding van snarenspel < psallein = de snaren tokkelen. Benaming van 150 oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven religieuze liederen die verzameld zijn in het Boek van de Psalmen, het eerste van de zgn. ‘Geschriften’ in de Hebreeuwse Bijbel. De Hebreeuwse titel is ‘tehilliem’ (lofzangen). Van de oorspronkelijke versie zijn er 50 anoniem, 73 worden toegeschreven aan koning David en van de overige auteurs noemt men de namen van o.a. Mozes, Salomo, Asaf en Ethan. Feitelijk echter kan men van geen enkele psalm met zekerheid de auteur aanwijzen. De redactie van deze 150 liederen vond plaats over een periode van acht eeuwen (10de - 2de eeuw v. Chr.). Voor de datering moet men zich vaak beperken tot de aanduiding of een psalm vóór, tijdens of na de ballingschap (587-538) geschreven is. Vanaf de middeleeuwen zijn de psalmen vele malen als psalmberijming of anderszins vertaald en bewerkt en voor de zang op muziek gezet (zoals de souterliedekens). De psalmen zijn opgebouwd uit verzen die uit twee of drie vrij korte, ongeveer gelijke delen bestaan. Hoe deze verzen ritmisch gestructureerd zijn, blijft een open vraag. Wel zijn de onderdelen van een vers met elkaar verbonden door het parallellisme van de versdelen, ook wel ‘gedachterijm’ of parallellismus membrorum genoemd. Deze stijlvorm, die typisch is voor het Semitische denken, heeft volgens velen in de psalmen een hoogtepunt bereikt. De psalmen kunnen volgens diverse criteria in groepen worden verdeeld. Zo spreekt men van lyrische (lyriek) en niet-lyrische gedichten. Gunkel onderscheidt verschillende soorten lyrische psalmen: hymnen (bijv. ps. 8), individuele en collectieve klaagliederen (bijv. ps. 3 en 44), dankliederen (bijv. ps. 30 en 67), troonsbestijgingliederen (bijv. ps. 79), koningspsalmen (bijv. ps. 2). Als niet-lyrisch psalmtype noemt men bijv. het leerdicht (ps. 1). Volgens andere indelingscriteria spreekt men ook van pelgrims- of bedevaartpsalmen (ps. 84), haat- en vloekpsalmen (ps. 109), e.a. Wegens het succes van de psalmen in de christelijke wereld ontstonden in de middeleeuwen psalmvertalingen in het Latijn en in de volkstaal. Vooral onder invloed van de reformatie werden later Duitse, Franse en Nederlandse psalmberijmingen gemaakt. Het zijn bewerkingen van de Hebreeuwse psalmen tot strofische (strofe) rijmende gedichten, waarbij de strofevorm vaak in de lijn ligt van het volkslied. De oudste Nederlandse berijmingen zijn de zgn. souterliedekens. Vooral de Duitse en Franse psalmberijmingen zijn zeer belangrijk geweest. Zij werkten immers inspirerend en vormgevend in op de lyriek in de volkstaal. Bijv. Cl. Marot, Trente Pseaulmes de David (1537), B. Waldis, Der Psalter (1553) en Ph. van Marnix van St.-Aldegonde, Het Boeck der Psalmen Davids (1580). Ten aanzien van de nummering is er een verschil tussen de psalmen in de Nederlandse Statenvertaling en die in de katholieke vertaling (de Latijnse Vulgaat). De Statenvertaling, die de originele indeling volgt, heeft vanaf psalm 9 een andere indeling dan de Vulgaat; vanaf psalm 148 lopen beide weer gelijk. In schema: Statenvertaling / Vulgaat In de liturgie van de christelijke kerken kunnen psalmen op twee manieren functioneren. Enerzijds gebruikt men ze als schriftlezing, anderzijds als kerklied. In het laatste geval wordt meestal een psalmberijming gebruikt, d.i. een dichterlijke vertaling of bewerking in verzen (vers-1, vers-2). Bekende berijmers/vertalers van psalmen zijn P. Datheen, M. Nijhoff , G. Smit, I.G.M. Gerhardt, M.H. van der Zeyde en H. Oosterhuis. Het woord ‘psalm’ wordt soms ook zeer ruim gebruikt voor diverse lyrische uitingen. Zo worden o.a. bij Rodenbach, Van Duinkerken en Vroman sommige gedichten als psalmen betiteld en Timmermans noemde zijn roman waarin hij de boer en de aarde verheerlijkt Boerenpsalm (1935). Het is niet ongebruikelijk om alle psalmen te laten vallen onder het ruimere begrip hymne.
Titelpagina van de psalmberijming van Petrus Datheen (1566). [bron: A.G.H. Bachrach e.a. (red.), Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, dl 7 (19832), p. 273].
Lit: H. Gunkel, Die Psalmen (19685) L. Jacquet, Les psaumes et le coeur de l’homme: étude textuelle, littéraire et doctrinale, 3 dln. (1975-1979) H. Heikens, ‘Van Datheen tot Liedboek - vier eeuwen Nederlands kerklied in vogelvlucht’ in Huismuziek (1978) 5, p. 8-13; 6, p. 6-14 S.J. Lenselink, De Nederlandse psalmberijmingen van de Souterliedekens tot Datheen (19832) M.H. Schenkeveld (red.), Het is begonnen met David. De honderdvijftig psalmen in het Nederlands berijmd, vertaald en bewerkt door 47 dichters uit vijf eeuwen (1999) S. van der Land, Het verhaal van de psalmen (2000) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 7 (2005), kol. 396-405.
|