Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdknittelversEtym: Du. Knittel = knots, knuppel. 1. Een 16de-eeuws gedicht, ook wel versus rhopalicus genoemd, waarvan de verzen die gepaard rijm hebben, elk vier heffingen en acht of negen lettergrepen tellen. In deze vorm werd het genre door de Duitser Hans Sachs met succes beoefend. Bij anderen was het aantal lettergrepen willekeurig en ook op het rijmschema bestonden variaties. 2. In ruimere zin: aanduiding voor dichtregels met eindrijm die, evenals het heffingsvers, geen isosyllabisch vers zijn en bovendien geen metrisch (metrum) patroon hebben. De indruk van onbeholpenheid die dit soort poëzie bij sommige lezers wekt, is vaak door de auteur bewust gewild, omdat hij bijv. een humoristisch effect beoogd heeft. De Engelse term doggerel heeft dezelfde connotatie. Een bekende 19de-eeuwse Nederlandse dichter van knittelverzen is Gerrit van der Linde, bekend als ‘De Schoolmeester’: Gy moet u daarom over ’t zwemmen geenszins bekommeren, Hoewel de term ‘knittelvers’ velen aan De Schoolmeester doet denken, is het verschijnsel, formeel gesproken, te beschouwen als een vorm van vrij vers-2 en als zodanig in de 20ste eeuw royaler te vinden dan in de periode daarvoor. Sommige schrijvers hebben een voorkeur voor knittelverzen, zoals H. Claus (blijkens een uitspraak door hem gedaan in een tv-interview) en Paul van Ostaijen: Leed als de golven van de oceaan Zie ook knuppelvers. Lit: M.C. Burchinal, Hans Sachs and Goethe: a study in meter (1912) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 84-85 D. Chisholm, Goethe’s ‘Knittelvers’: a prosodic analysis (1975).
|