Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdknipzangEtym: Ned. knippen = knijpen, verleiden. De knipzang (ook knipvers) is een bijzonder geval van de velddeun, nl. een erotisch-arcadisch sneeuwbalgedicht van zeventien auteurs dat aansluit op P.C. Hoofts Veltdeuntjen (1611) met de beginregel ‘Rosemondt die lach en sliep’ (Gedichten, ed. Stoett, 1899, p. 110) en dat varieert op het woord ‘knippen’ (= knijpen; verleiden; knippen) uit regel 4 van dat gedicht. Daartoe aangespoord door dichter-boekverkoper H. Sweerts werden in 1654 strofen vervaardigd door resp. J. van den Vondel, L. Sanderus, Pieter Dubbels, Thomas Asselijn, David Questiers, G. Verbiest, Sweerts zelf, Catharina Verwers, J. Lemmers, Katharina Questiers, waarschijnlijk Jeremias de Decker, Goudina van Weert, Gerbrand van den Eekhout, Maria Massa, I. Massa, François Snellinx, W. Schellinks en nogmaals Vondel. Om het literaire spel te vervolmaken dichtte I.D. Klijn een zogenaamde tegenknip onder de titel ‘Kermis-Gift’ van evenveel strofen met toespelingen op de dichters van de knipzangen. De gehele knipzang en de tegenknip werden samen uitgegeven in het liedboek De nieuwe Hofsche rommelzoo, gedischt voor de laatdunkende knip-rymers en rymerzen; bestaande in knip-vaarzen en tegen-knip (J. Vinkkel, 1655) nadat de strofen van Hooft en Vondel al gepubliceerd waren in De Olipodrigo van 1654. Een vergelijkbaar literair spel vormen de schoncken-sonnetten. Lit: P. Minderaa, ‘De Knipzang’ in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 79 (1963), p. 10-35.
|