Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdbrevitasEtym: Lat. brevis = kort, bondig. Aanvankelijk, in de Oudheid, een fonetisch (klank-) begrip (het snel of langzaam uitspreken van lettergrepen), kreeg brevitas binnen de retoriek een pejoratieve bijbetekenis en werd het verbonden met obscuritas (duisterheid, onverstaanbaarheid). In de stilistiek werd brevitas gezien als een kenmerk van lagere genres, en gold het als tegenhanger van de copia verborum (Lat. overvloed van woorden) in hogere genres (zie genera dicendi). Pas in de 19de eeuw komt hierin verandering, als algemene reactie tegen emfase en bombast. Dit zal ertoe leiden dat in de moderne tijd brevitas veeleer als een typische kwaliteit van literatuur (bondigheid of verdichting) wordt ervaren. Een vorm van brevitas is de brachylogie. Bij de percursio gaat het om een opsomming van feiten of gegevens zonder dat de auteur of spreker over elk daarvan in detail treedt, bijv. ‘Hij had een auto-ongeval. Vandaag hebben ze hem begraven’. Zie ook asyndeton-1 en zeugma. Lit: A. Compagnon, ‘La brièveté de Montaigne’ in J. Lafond (red.), Les formes brèves de la prose et le discours discontinu (XVIe-XVIIe siècles) (1984), p. 9-25 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 53-60 J. Jansen, Beschouwingen over de beknoptheid van vorm en stijl in de Renaissance, 2 dln. (1995).
|