Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhumoreskeEtym: Hoogduits Humoreske < Lat. (h)umor + Fr. -esque. Komische schets of vertelling, waarin ernst en humor meestal zijn gecombineerd. Het genre kwam tot bloei in de 18de eeuw, aanvankelijk in dichtvorm; men denke aan Starings ’Jaromir’-gedichten en in de 19de eeuw aan teksten van De Genestet. Later wordt de prozavorm geliefd, zoals bij Heijermans (‘Falklandjes’) en Carmiggelt (‘Kronkels’). Andere voorbeelden zijn G. Bomans, Kopstukken (1947) en G. Durnez, Mijn leven onder de Belgen (1970). Soms benadert de humoreske de groteske, zoals in sommige cursiefjes van Koot of Stoker. Naar de graad van spot (ironie, sarcasme) kan de humoreske variëren van lichtvoetige burleske literatuur tot venijnige satire.
|
|