Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcursiefjeEtym: Middeleeuws Lat.cursivus = lopend schrift, cursief < Lat. cursus = het lopen. Kort humoristisch prozastukje in een dag- of weekblad dat zo genoemd wordt omdat het cursief afgedrukt wordt. Het cursiefje behandelt doorgaans alledaagse voorvallen, vaak in de vorm van een anekdote. Niet zelden eindigt het cursiefje met een pointe. Het cursiefje ligt op het grensgebied van journalistiek en literatuur. Simon Carmiggelt, die overwegend cursiefjes geschreven heeft, kreeg niettemin voor zijn volledig oeuvre de literaire P.C. Hooftprijs en de Constantijn Huygensprijs. Veel cursiefjes zijn vergelijkbaar met de column en de humoreske. Dat laatste genre is echter doorgaans meer uitgewerkt en staat wat verder af van de journalistiek. Simon Carmiggelt wordt wel beschouwd als de schepper van het genre, al had hij wel voorlopers, zoals Herman Heijermans met zijn Falklandjes (1894-1911). Andere schrijvers van cursiefjes zijn Jan Blokker, Remco Campert, Hugo Brandt Corstius en in Vlaanderen Louis Paul Boon, Louis Verbeeck en Jos Ghysen. In 1985 verscheen de bloemlezing Schuin geschreven: cursiefjes van Nederlandse en Vlaamse auteurs, samengesteld door Johan Anthierens. Lit: J. de Ceulaer, Het cursiefje (1975) B. Kemp, ‘Het cursiefje’ in Speciaal voor ons (1982) 7, p. 39-48 L. Geerts, ‘Het cursieve oeuvre van Carmiggelt: de rest van je leven’ in Het gras in de duinen (1993), p. 66-75.
|