Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcolumnEtym: Eng. kolom, verticale indeling van de krantenpagina. Korte prozatekst, geschreven voor een dagblad of tijdschrift waarin die column regelmatig en doorgaans op een vaste plaats verschijnt opdat hij voor de lezer als zodanig herkenbaar is. In de column worden actuele verschijnselen door een vaste medewerker op een polemische wijze en in kort bestek aan de orde gesteld. Is de nadruk daarbij komen te liggen op stijl en humor dan spreekt men ook wel van een cursiefje, zoals die door Simon Carmiggelt geschreven werden voor Het Parool. Hoewel de column vooral een journalistieke functie heeft, worden aan het genre vanwege de stilistische kwaliteiten en de aard van de auteurs ervan ook literaire verdiensten toegekend. Het verschijnsel column is nog betrekkelijk jong, maar heeft in korte tijd een hoge vlucht genomen. In 1979 verscheen een speciaal nummer van de Haagse Post (27-10-1979) dat geheel gewijd was aan de column. Veel kranten en tijdschriften hebben meer dan één columnist. Veel gelezen en als ‘literair’ gekwalificeerde columnisten in Nederland en België zijn Remco Campert, Gerrit Komrij, Gerrit Krol, Kees Fens, Jan Blokker, Kees van Kooten, Renate Rubinstein, Nico Scheepmaker, H.J.A. Hofland, Louis Paul Boon, Johan Anthierens, Marc Reynebeau en B. de Wulf. Hugo Brandt Corstius werd bekend als columnist onder tal van pseudoniemen, zoals Raoul Chapkis, Stoker en Piet Grijs. Lit: A. Nuis, ‘De dood van de column’ in De brandende kwestie (1985), p. 104-124 N. Matsier, ‘Muiters tegen het etmaal’ in T. van Deel e.a. (red.), Het literaire klimaat 1970-1985 (1986), p. 131-146 A. Gijselhart, De column als vrijplaats (1986) E. Wijman, ‘De column als literair genre’ in Bzzlletin 18 (1988-1989), 164, p. 27-31 F. Balk, ‘De column en de columnist van Nederlandse bodem’ in Neerlandica extra muros 39 (1996), 1, p. 11-17.
|
|