Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdschetsEtym: It. schizzo < schizzare = schetsen. Term ontleend aan de beeldende kunst voor een prozatekst met een voorlopige opzet, een soort vooroefening, waarbij de uitwerking in details in het vage is gelaten en alleen de hoofdzaken worden gegeven. Er zijn verschillende typen schetsen: soms is het een subjectief stemmingsbeeld, soms een korte fotografische weergave van iets, soms ook nadert de schets het korte verhaal of de anekdote. Doorgaans is de schets beperkt van omvang en onderscheidt ze zich van het verhaal-1 doordat er nauwelijks sprake is van enige handeling en een afgerond geheel. De schets geeft vooral beschrijving van sfeer en beeld. In de loop van de 18de en 19de eeuw ontwikkelde de schets zich als genre in de marge van de traditionele literatuur tot een zelfstandig genre dat veelvuldig werd gebruikt door schrijvers van het naturalisme en impressionisme. Aanvankelijk kwam de schets voor in de spectatoriale geschriften, in brieven en dagboeken of soms geïntegreerd in romans. Later wordt de schets een zelfstandig genre bij bijv. W.M. Thackerey in The Paris sketch book (1840-1841), C.E. van Koetsveld in Schetsen uit de pastorij te Mastland (1843), A. Bermanns, Ernest Staes, advocaat. Schetsen en beelden (1874) en Arij Prins in Uit het leven (1885). F. Netscher noemde zijn schetsen ‘studies’ blijkens zijn Studies naar het naakt model (1886). Verwant aan de schets is het fragment-1 en het vignet-2. Lit: W.A.M. de Moor, ‘De schetsen van J. van Oudshoorn’ in Maatstaf 25 (1977) 8-9, p. 42-57 J. Weisgerber, ‘Formes rococo: littérature et beaux-arts’ in Revue de Littérature Comparée (1981).
|
|