Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdMimir, Mim(on. Mímir, Mímr), raadgever van Odin. Over hem vinden we tegenstrijdige berichten in het eddagedicht Völuspá, de Snorra-Edda en de Ynglinga saga. Snorri, die zich in de Snorra-Edda op Vsp. baseert, vertelt dat Mimir een bron bezit die gelegen is onder een van de wortels van de wereld-es, en wel de wortel die uitkomt in het rijk van de rijpreuzen (»reuzen, »Ymir). Het is het water uit deze bron dat Mimir zijn wijsheid verleent. Ook Odin wilde uit de bron drinken, maar Mimir gaf hem pas toestemming om een teug van het water te nemen nadat hij een van zijn ogen als onderpand had gegeven. Dat oog ligt nu in de bron. In Vsp. 28 zegt de zieneres het als volgt: Alles weet ik, Odin,
waar je je oog verborg:
in de vermaarde
bron van Mimir.
Mede drinkt Mimir
iedere morgen
van Alvaders pand...
(SnE. i, 15)
In de Ynglinga saga (hfdst. 4 en 7) vertelt Snorri een ander verhaal: na de oorlog tussen de Asen en de Wanen werd er vrede gesloten en ter bezegeling van die vrede wisselden de twee groepen goden gijzelaars uit. De Wanen stuurden »Njord en | |
[pagina 128]
| |
»Freyr en de Asen stuurden »Hoenir en Mimir. Hoenir was een heel mooie en statige man en hij werd onmiddellijk tot leider gemaakt. Mimir trad op als zijn raadsman. Al gauw bleek dat Hoenir geen problemen aankon zonder Mimir. Als deze niet in de buurt was, zei Hoenir altijd: ‘Laat anderen het maar uitmaken.’ Daardoor voelden de Wanen zich bedrogen en ze doodden Mimir. Zijn hoofd stuurden ze naar de Asen. Odin balsemde het en sprak er toverspreuken over uit en sindsdien spreekt het hoofd met Odin en vertelt hem vele verborgen zaken. Deze passage lijkt ook op de Völuspá gebaseerd, want daar lezen we dat Odin bij het uitbreken van Ragnarök met Mims hoofd spreekt (Vsp. 46). In dezelfde strofe is nog sprake van ‘Mims zonen’. Deze zonen worden hier slechts vermeld en ze lijken gezien te worden als vijanden van de goden. ‘Mims hoofd’ wordt ook genoemd in een raadselachtige strofe in het eddagedicht Sigrdrífumál (Het lied van Sigrdrifa) 14, hier in connectie met Odin en het spreken of maken van runen(tekens).
In de verhalen en gedichten is sprake van een wezen dat ofwel ‘Mimir’, ofwel ‘Mim’ en volgens sommigen misschien ook ‘Mimi’ heet, dit laatste op grond van het feit dat in het eddagedicht Fjölsvinnsmál (Het lied van Fjölsvinn) een boom ‘de boom van Mimi’ wordt genoemd. Volgens de ene overlevering woont het in of bij een bron, gelegen in het rijk van de rijpreuzen onder een van de wortels van Yggdrasil; volgens een andere overlevering is het een waarzeggend hoofd; in beide gevallen wordt de nadruk gelegd op zijn grote wijsheid. Wie of wat is deze Mimir of Mim? Is hij een reus of een watergeest of misschien allebei? Snorri noemde hem in zijn Edda een reus, en in de Ynglinga saga hoort hij bij de Asen. Uit alle teksten blijkt dat hij nauw met Odin verbonden is; in het gedicht Sonatorrek (Het verlies van de zonen) van Egil Skallagrimsson (10e eeuw) heet Odin ‘Mims vriend’. Er bestaat in ieder geval een connectie met water. Daarop wijst niet alleen het verhaal in Snorri's Edda, maar wijzen waarschijnlijk ook waternamen als ‘Mimling’, een riviertje in Duitsland, ‘Mimeså’ en ‘Mimesjö’ in Zweden. Voorspellende geesten huizen nogal eens in water. Voorspellende hoofden zijn zowel in als buiten Scandinavië niet onbekend, ze komen o.a. voor in de Keltische mythologie, vaak in verbinding met bronnen die wijsheid schenken. Het gegeven is echter veel ouder, want afgehouwen hoofden spelen al in de Oudindische mythologie een rol. Zo leerden de Ašvins, tweelinggoden, het geheim van de (honingdrank) soma van het afgehouwen hoofd van een zeer wijs man. Ook bezaten zij het vermogen een afgehouwen hoofd te laten spreken. De verbinding met ‘wijsheid’ leidt men ook af uit de etymologie van de naam. De namen ‘Mimir’ en ‘Mim’ zouden behoren tot een woordgroep waartoe ook woorden als lat. ‘memor’ en ndl. ‘mijmeren’ behoren, die geestelijke activiteit aanduiden. Dronke is van mening dat het feit dat er zoveel uiteenlopende en vaak moeilijk te duiden overleveringen over Mimir bestaan, erop wijst dat we met een zeer oude mythologische figuur te maken hebben. Ze wijst in dit verband ook nog op de vele woorden waarvan ‘Mimir’ een deel is: reuzennamen als Sökkmimir en Hrekkmimir, hemelnamen als Hreggmimir en Vetmimir en de boomnamen Hoddmimir en Mimameid. Mimameid (Mimirs boom) wordt gezien als een andere naam voor de wereld-es. Misschien is de naam afgeleid van Mimirs bron die eronder lag.
Als afbeelding van Mimir kunnen we slechts noemen een reliëf van Hermann Ernst Freund uit 1821-22 in de Ny Carlsberg Glyptotek te Kopenhagen, dat Mimir en Balder toont die de Nornen ondervragen. Dit gegeven is een verzinsel van Freund. Dronke 1997; Simpson 1962. |
|