Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdMidgardslang(on. Miðgarðsormr), volgens Snorri Sturluson een van de ‘kinderen’ van Loki en de reuzin Angrboda; de anderen zijn de wolf Fenrir en de doodsgodin Hel. Uit voorspellingen wisten de goden dat deze wezens hun schade zouden berokkenen en ze zorgden ervoor dat ze tijdelijk onschadelijk gemaakt werden. De slang werd in de wereldzee geworpen die om de aarde heen ligt, en hij werd zo groot dat hij, midden in die zee gelegen, heel Midgard omringde en zichzelf in de staart beet (SnE. i, 34). De slang speelt een rol in enkele verhalen over de god Thor en daaruit blijkt dat zij aartsvijanden zijn; waarom is onbekend. In het verhaal over Thors reis naar »Utgardaloki is de rol van de slang een passieve: Thor werd door de reus aan een aantal proeven onderworpen en een daarvan was dat hij de kat van de reus moest optillen. De kat bleek echter zo stevig op zijn poten te staan dat het de sterke god niet lukte om hem van de grond te krijgen, ook al omdat de rug van de kat enorm rekbaar bleek, ‘maar toen Thor zich zo ver uitrekte als hij maar kon, kwam één poot van de kat van de grond los en meer kreeg Thor niet gedaan. Toen zei de reus: “De afloop van dit spel is zoals ik al gedacht had. De kat is heel groot en Thor is vergeleken met de reuzen hier miezerig en klein.” Daarmee beëindigde de reus de proef. Later bleek dat de reus Thor voor de gek gehouden had: de kat leek alleen maar een kat, maar in werkelijkheid was het de Midgardslang, en toen Thor hem bijna van de grond had gekregen, waren alle reuzen zich dood geschrokken.’ (SnE. i, 44-47) Desondanks had Thor een figuur geslagen en hij besloot zich te revancheren door te proberen de slang te doden. Daarop volgt in de Snorra-Edda het verhaal over Thors bezoek aan de reus Hymir en het mislukken van zijn poging (»Hymir). Dit verhaal is gebaseerd op een groot aantal fragmenten uit meest oude (9e- en 10e-eeuwse) skaldengedichten. De laatste maal dat de slang genoemd wordt is in Snorri's beschrijving van Ragnarök. Deze beschrijving is grotendeels gebaseerd op het eddagedicht Völuspá, waaruit hij ook een aantal strofen citeert. Tijdens Ragnarök komt de slang gif spuwend het land op en voegt zich bij de vijanden van de goden om zich met Thor te meten. Alleen de Völuspá vermeldt dit; andere gedichten berichten slechts over de dood van Odin. De strofen over de ontmoeting tussen Thor en de slang zijn zo slecht overgeleverd, dat moeilijk te zeggen is wat er precies gebeurt. Snorri maakt ervan dat Thor erin slaagt zijn tegenstander te doden, nog negen stappen zet, maar dan sterft door het gif van de slang (SnE. i, 51).
‘Midgardslang’ wordt de slang alleen in prozateksten vanaf de 12e eeuw genoemd. Bij de skalden en in de Lied-Edda heet hij eenvoudigweg ‘ormr’, ‘naðr’ (slang) of ‘Jörmungand’ (geweldig monster). Het eerste deel van deze naam betekent ‘groot, geweldig’ en komt in verschillende vormen in een groot aantal Oudgermaanse talen voor, bijvoorbeeld oe. ‘eormengrund’ (aarde), os. Irminsul (geweldige zuil). Het tweede deel van de naam betekent doorgaans ‘staf, toverstaf’. Jörmungand heet de slang in het gedicht Ragnarsdrápa (Lofdicht op Ragnar) van de 9e-eeuwse | |
[pagina 126]
| |
skald Bragi. In skaldengedichten vinden we een groot aantal beeldende omschrijvingen voor de slang, meestal betrekking hebbend op het feit dat hij om de hele wereld heen ligt, omschrijvingen als ‘grensvis aller landen’, ‘aller landen omgording’, ‘aardes ring’, ‘aardes vis’. Het beeld van een oermonster dat de hele wereld omspant, komt in veel mythologieën voor.Thor tijdens Ragnarök in gevecht met de Midgardslang. Tekening van Louis Moe
In de Scandinavische wereld is het al in de oudste teksten, skaldengedichten uit de 9e en 10e eeuw, een reusachtige slang of draak. Ook kennen veel mythologieën de strijd tussen een god en een oermonster. Waar Snorri's verhaal over Thors pogingen om de kat van Utgardaloki op te tillen veeleer een anekdote is dan een serieuze mythologische over- | |
[pagina 127]
| |
levering, is het verhaal over Thors vistocht een in het Noorden wijdverbreid mythisch verhaal, naar uit skaldengedichten en afbeeldingen in Noorwegen, Zweden en (viking-)Engeland blijkt. Of het verhaal over de poging van Thor om de Midgardslang te vangen een zuiver Germaanse of Noordse mythe is, kan niet met zekerheid gezegd worden. Waarschijnlijk al in de tijd van de kerstening en zeker daarna associeerde men de Midgardslang met het oudtestamentische monster Leviathan. Dit monster is in het boek Job een krokodil, maar in andere bronnen een draak of een slang. De middeleeuwse kerk kende sinds Gregorius de Grote de voorstelling van God de Vader die de Leviathan (de duivel) probeert te vangen met zijn zoon als aas. De overeenkomst tussen dit verhaal en het verhaal over Thors vangen van de Midgardslang viel de Scandinaviërs al vroeg op: al in een van de oudste Oudnoordse teksten, een prekenboek van rond 1200, werd de Leviathan in een passage over God die de duivel probeert te vangen door een afschrijver aan de Midgardslang gelijkgesteld. Dit heeft de vraag doen rijzen of het Noordse verhaal misschien onder christelijke invloed is ontstaan. Gezien de ouderdom van sommige skaldengedichten (9e eeuw) en sommige beeldstenen (Ardre, 8e eeuw) - de kerstening zette in Scandinavië aanmerkelijk later door - lijkt dit niet erg waarschijnlijk. Op het Engelse Gosforth-kruis staat een aantal voorstellingen die men als Ragnarök-voorstellingen duidt. Onder meer staan hier een man en een zeer grote slang afgebeeld, waarin men Thor en de Midgardslang heeft willen herkennen (zie ook »Hymir).
Een sculptuur van de Zweed Bengt E. Fogelberg (1786-1854) verbeeldt Thor in gevecht met de slang (Stockholm, Nationalmuseet). Het eddafries (1859) van Friedrich Wilhelm Engelhard (1830-1902) in slot Marienburg bij Hannover toont o.a. de goden in gevecht met Fenrir en de Midgardslang. De Deen Lorenz Frølich (1820-1908) beeldde in zijn illustraties van Karl Gjellerups vertaling van de godenliederen uit de Edda (1895) ook de stervende Thor uit. Hetzelfde motief vinden we bij Louis Moe (1857-1945), in Eddadikterne 1890. Bij illustratoren vinden we ook andere motieven als bijvoorbeeld Thor die de slang probeert op te tillen: een aquarel van Lorenz Frølich uit 1872 (Århus' Kunstmuseum), een illustratie van E. Doepler in Walhall (1901); Ib Spang Olsen tekende hetzelfde motief in het boek Oden och Tor (1955). Brøndsted 1955; Gschwantler 1968; Kabell 1976; Von See e.a. 1997; Wolf 1977. |
|