Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdMatronen(Matronae, Matres, Matrae) is de aanduiding van door Germaanse en Keltische stammen vereerde moedergodinnen of goddelijke vrouwelijke wezens. Ze treden meestal op in groepen van drie. De cultus is bekend door talrijke Latijnse wij-inscripties uit de Romeinse periode, van de 1e tot de 5e eeuw n.Chr. Met name het Nederrijnse gebied levert talrijke voorbeelden van Germaanse namen op. Vermoedelijk werd de verering van de Matronen door Germaanse legioensoldaten door het gehele Romeinse Rijk verbreid. Er zijn op dit ogenblik ongeveer elfhonderd inscripties met Matronen bekend, waarvan ongeveer de helft mogelijk een Germaanse (bij)naam bevat. De andere zijn Keltisch. De cultus van de Matronen heeft met verschillende aspecten van het leven te maken gehad. Gezien de namen moet men aan vruchtbaarheid, hulp bij geboorte en ziekte, maar ook aan rechtspraak en oorlog denken. Het ging waarschijnlijk om persoonlijke of aan een familie gebonden godheden die in gevaar en bij calamiteiten werden aangeroepen. Mogelijk bestaat er ook verband met de verering van de »Disen in het Noorden, die naar men aanneemt ook een soort beschermgodinnen waren. Deze interpretatie wordt ondersteund door het feit dat in een van de inscripties over de ‘matribus Parcis’ (aan de moeders, de lotsgodinnen) wordt gesproken. Nog in het begin van de 8e eeuw noemt de Engelse geestelijke en historicus Beda Venerabilis (673-735) de oe. ‘módraniht id est matrum noctem’ (de nacht der moeders), een offerfeest aan het begin van het jaar (De temporum ratione [Over de tijdrekening] 13).
Het zwaartepunt van de cultus lag in het gebied van de Ubii, een Germaanse volksstam die zich in 38 v.Chr. op de linkeroever van de Rijn vestigde, ten westen van Keulen en Bonn. Ook Nijmegen en Xanten zijn centra van deze cultus geweest. De Matronen dragen soms abstracte namen als ‘Afliae’, krachten (in gelatiniseerde vorm dat. mv. ‘Afliabus’, maar ook in de Oudgermaanse vorm ‘Aflims). Verder vindt men namen als ‘Alaisiagae’ (angstaanjagenden?). Deze naam komt voor als (bij)naam van twee godinnen die verschijnen op een drietal inscripties langs de Wal van Hadrianus in Noord-Engeland. Op twee ervan worden ook de namen van de afzonderlijke godinnen genoemd: ‘Baudihillia’ en ‘Friagabis’, ‘Beda’ en ‘Fimmilena’. De laatste twee w'orden wel eens in verband gebracht met de Oudfriese rechtstermen ‘bodthing’ (dagvaarding) en ‘fimmelthing’ (vonnis), maar zeker is dat verband niet. Wel is het opvallend dat de stenen in Engeland zijn neergezet door Friezen die in het Romeinse leger dienden. Daar | |
[pagina 124]
| |
Wijsteen voor de Boudunnehae, Germaanse of Keltische Matronen, 2e eeuw n.Chr. Keulen, Römisch-Germanisches Museum
twee stenen ook aan de god »Mars Thingsus zijn gewijd, is het mogelijk dat de Alaisiagae iets met de rechtspraak op het thing van doen hebben. Verder vindt men o.a.: ‘Alagabiae’ (lett. de algevenden, vgl. ndl. ‘gave’) op een wijsteen uit de 4e eeuw bij Bügel in Duitsland (cil xiii 8529); ‘Alateivia’ (de al-goddelijke), de naam van een Germaanse godin op een altaarsteen uit Xanten (cil xiii 8606); ‘Alaterv(i)ae’ op een wij-inscriptie uit Crammond bij Edinburgh (cil vii 1084). Deze naam wordt soms in verband gebracht met de Oudgermaanse woordstam voor boom of hout (*terwa, vgl. eng. ‘tree’, on. ‘tré’) en zou dan kunnen wijzen in de richting van de verering van bomen of heilige wouden (»Ask & Embla, »Yggdrasil). ‘Frisavae’ is een Matronennaam in de inscriptie van Wissen bij Xanten: ‘Matribus Frisavis Paternis’ (dat. mv., aan de vaderlijke Frisavische moeders). De naam staat waarschijnlijk in verband met de stam der ‘Frisiavi, Frisaevones’, of met de Friezen. ‘Gabiae’ (de gevenden) komt voor in tien inscripties. Een gelijksoortige naam draagt de Noordse godin »Gefjon. ‘Gavasiae’ in een inscriptie te Thorr bij Keulen wordt in verband gebracht met got. ‘gawasjan’ (kleden), eng. ‘to wear’ (dragen van kleding). Daarbij denkt men aan helpsters bij geboorten. Er zijn afbeeldingen van Matronen met luiers bekend. De naam ‘Saitchamiae’ komt voor in twee inscripties uit Hoven bij Zülpich in Noordrijnland (cil xiii 7915-16). Het eerste deel van deze naam brengt men in verband met on. ‘seiðr’ (tovenarij). ‘Sandraudiga’ is de naam van een godin op een altaar bij Zundert (cil xiii 8774). Het eerste element van de naam hebben sommigen wel met de plaatsnaam in verband gebracht, maar anderen twijfelen daaraan. ‘Vatviae’ is een Matronennaam die in totaal twaalf maal in de dat. mv. voorkomt, zowel in de gelatiniseerde vorm ‘Vatviabus’ (6x) als in de Germaanse vorm ‘Vatvims’ (6x). De naam wordt in verband gebracht met een aanduiding voor ‘water’. De meest voorkomende Matronennaam is ‘Vacallinehae’. In de omgeving van Pesch in Noordrijnland zijn meer dan 130 inscripties uit de 2e en 3e eeuw n.Chr. gevonden die aan deze Matronen gewijd zijn, terwijl ongeveer 150 fragmentarische | |
[pagina 125]
| |
inscripties deze naam misschien eveneens noemen. In Pesch bevond zich een heiligdom, mogelijk zelfs meer dan een. De Matronennaam zou verband kunnen houden met de naam van de rivier de Waal. De afbeeldingen van de Matronen tonen aan dat zowel getrouwde als ongetrouwde vrouwen werden vereerd. De gehuwde vrouwen zijn te herkennen aan een kap of muts, de ongehuwden aan hun loshangend haar. Vaak hebben ze een fruitmand bij zich. Behalve fruit vindt men op de afbeeldingen soms ook brandende wierook, offerschalen met fruit, offerdieren, slangen (misschien als doodssymbolen), en ten slotte kinderen en luiers, verwijzend naar hun functie als helpsters bij geboorten. Birkhan 1970; Derolez 1974; Gutenbrunner 1936; Simek 1984; De Vries 1970. |
|