Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdGefjonis in de Snorra-Edda een maagdelijke godin die alle meisjes die ongehuwd sterven, na hun dood bij zich opneemt (SnE. i, 35). Gefjons maagdelijkheid valt moeilijk te rijmen met een ander verhaal dat zowel in de Heimskringla (Het wereldrond) (Yngl. s. 5) als in de Snorra-Edda (SnE. i, 1) is overgeleverd, met kleine verschillen. Daar vertelt Snorri namelijk dat Odin zich in Odense (= Odins heiligdom) op het eiland Fyn in Denemarken had gevestigd. Hij stuurde de Asin Gefjon naar het noorden over de Sont om nieuw land te zoeken. Ze kwam bij koning Gylfi van Zweden en kreeg een stuk land van hem, volgens SnE. i, 1 als dank voor een herdersuurtje. Hij schonk zoveel land als vier ossen in één dag konden ploegen. Daarop ging Gefjon naar Jötunheim, de wereld der reuzen, en kreeg daar met een van de reuzen vier zonen. Die veranderde ze in ossen en spande hen voor de ploeg. De ploeg sneed zo diep dat ze een stuk land van Zweden lostrok en meesleepte naar het westen in de richting van Odense. Dat land is het eiland Sjaelland in Denemarken. | |
[pagina 78]
| |
Sindsdien woonde Gefjon daar. Maar waar ze in Zweden had geploegd, ontstond een meer dat ‘Lögr’ (het Mälarmeer) heet. De inhammen van dit meer zouden overeenkomen met de landtongen van Sjaelland. Volgens Yngl. s. 5 trouwde Gefjon later met Skjöld, een zoon van Odin.
In zowel Hkr. als SnE. wordt het verhaal afgesloten met een strofe van de 9e-eeuwse dichter Bragi, waarin de vier ossen en de roof van het land van Gylfi genoemd worden: ‘Gefjon trok vrolijk Denemarkens aanwas weg van Gylfi.’ Dat deze aanwas waarschijnlijk niet helemaal van het Mälarmeer kwam maar dichterbij gezocht moet worden, ligt voor de hand. Volgens sommigen moet het verhaal dan ook gezien worden als een verhaal dat het ontstaan van de Sont verklaart: de ossen trokken een stuk land los bij Skåne in Zuid-Zweden, waardoor de Sont ontstond, die men heel goed zou kunnen opvatten als een diepe (ploeg)voor. De bewering van Snorri dat zo het Mälarmeer bij Stockholm is ontstaan, zou gebaseerd kunnen zijn op het feit dat de woonplaats van koning Gylfi daar in de buurt lag. Vermoedelijk was Gefjon als zoveel andere Germaanse godinnen van oorsprong een vruchtbaarheidsgodin. Daarop duidt ook haar naam, ‘de gevende’. De naam ‘Gefjon’ kan opgevat worden als een doublet van ‘Gefn’, een van de namen van de godin »Freyja, met wie zij een lichte overeenkomst vertoont. In het eddagedicht Lokasenna (str. 20) bijv. wordt haar verweten dat zij - net als Freyja - omwille van een sieraad met een jongeling sliep en ook in bovengenoemde mythe vertoont ze losse zeden. Uit de Lokasenna kan ook worden afgelezen dat ze evenals Freyja een nauwe band met Odin had: in strofe 21 zegt Odin dat Gefjon even goed op de hoogte is van het lot van de mensen als hijzelf. Gefjon lijkt speciaal met Denemarken verbonden te zijn, gezien het feit dat ze als de stammoeder van een mythische koningsdynastie in Denemarken wordt beschouwd. Die koningsfamilie wordt in de Oudengelse Beowulf en in de Oudnoordse literatuur aangeduid als ‘Scyldingas’, resp. ‘Skjöldungar’ (afstammelingen van Skjöld). Lorenz Frølich beschilderde in 1882 het plafond van kamer 30 in het museum in kasteel Frederiksborg op Sjaelland met een voorstelling van Gefjon en de vier ploegende ossen. De Gefjon-fontein van Anders Bundgaard (1907) in Kopenhagen toont hetzelfde motief. Ross 1978. |
|