Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdMars Thingsus.Deze naam is te vinden in een inscriptie op een votiefaltaar dat in de 3e eeuw door Friese legioensoldaten in Romeinse dienst werd opgericht in Housesteads, Noord-Engeland, bij de Wal van Hadrianus. De inscriptie luidt: ‘Deo Marti Thingso et duabus Alaisiagis Beda et Fimmilena’ (aan de god Mars Thingsus en aan de twee Alaisiagen Beda en Fimmilena) (»Matronen).
In de zogenaamde ‘interpretatio germanica’, d.i. het gebruik dat de Germanen de namen van hun eigen Germaanse goden aan overeenkomstige Romeinse godheden gaven, werd de Romeinse god Mars gelijkgesteld aan de Germaanse god *Tiwaz | |
[pagina 123]
| |
(»Tyr). Dit blijkt uit de vertalingen van de Latijnse weekdagnaam ‘dies Martis’ als oe. ‘tiwesdaeg’ (eng. tuesday), ohd. ‘ziestag’ en on. ‘týsdagr’ (Tyrs dag). In Oudengelse glossen staat de naam Tîw soms voor Mars. Hoewel *Tiwaz oorspronkelijk een hemelgod was, moet hij in de Romeinse tijd, gezien de gelijkstelling met Mars, trekken van een krijgsgod vertoond hebben. Dat Mars bij de Germanen een hoogvereerde god wras aan wie offers gebracht werden, bericht Tacitus zowel in zijn Historiae (iv, 64; xiii, 57) als in de Germania (hfdst. 9). Volgens andere klassieke schrijvers werden hem zelfs mensenoffers gebracht. De bijnaam van deze god, Thingsus, is de Latijnse vorm van het Germaanse ‘*þingsaz’ (Langobardisch ‘thinx’, on. ‘thing’), een vergadering van vrije mannen waarin ook rechtszaken werden behandeld. Of de bijnaam op deze vergadering betrekking heeft of misschien als godennaam gezien moet worden, is niet zeker. In ieder geval was de god Mars Thingsus waarschijnlijk een god die het recht en de rechtsbijeenkomst beschermde. Jan de Vries heeft erop gewezen dat de functies van de god als heer van de krijg en heer van het ‘thing’ slechts schijnbaar met elkaar in tegenspraak zijn, omdat in beide gevallen sprake is van het oplossen van een conflict volgens bepaalde vastgestelde regels (De Vries 1970, i, § 350). Höfler 1979; Von See 1964. |
|