Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdTyr(on. Týr), een god over wie in de Oudnoordse teksten heel weinig wordt verteld. Volgens de Snorra-Edda is hij een zoon van Odin, een moeder wordt niet genoemd (SnE. ii, 16). In het eddagedicht Hymiskviða (Het gedicht over Hymir) heet hij een zoon van de reus Hymir en een Asin. Volgens het gedicht Lokasenna (Ls. 40) had hij een vrouw die hem met Loki bedroog, maar dit gedicht is als bron van dit soort gegevens niet erg betrouwbaar. In de Snorra-Edda is zijn enige functie het binden van de wolf »Fenrir. Vrijwel alles wat over hem wordt verteld heeft daarmee te maken. Hij is zeer moedig en onverschrokken en bepaalt in hoge mate aan wie de zege in gevechten toevalt. Daarom moeten moedige en daadkrachtige mannen hem aanroepen, zegt Snorri. Van een verstandig man kun je zeggen dat hij ‘verstandig als Tyr’ is en een man die boven anderen uitsteekt en niet bang is, wordt ‘flink als Tyr’ genoemd. ‘Een bewijs van zijn stoutmoedigheid is, dat toen de Asen de wolf Fenrir meelokten om hem te boeien, de wolf niet geloofde dat ze hem weer los zouden maken voordat ze hem Tyrs hand als onderpand in zijn bek legden. En toen de Asen hem niet wilden losmaken, beet hij de hand eraf ter hoogte van wat tegenwoordig het “wolfsgewricht” [pols] heet. Daarom heeft Tyr maar één hand en een verzoener van mensen kun je hem niet noemen.’ Op grond van deze gegevens kan Tyr ‘Eenhandige’ en ‘Voeder van de wolf’ worden genoemd (SnE. i, 25; ii, 16). Het grote verhaal over het binden van de wolf voegt nog enige details aan het beeld toe: Tyr is de enige die de gevangen wolf durft te voederen, de enige ook die bereid is zijn hand op te offeren omwille van een hogere zaak - veiligheid voor de goden - en daarom zijn rechterhand vrijwillig in de bek van de wolf legt (SnE. i, 34). Gezien dit verhaal zou men verwachten dat Tyr bij het einde der tijden, Ragnarök, Fenrir tegenover zich zou zien, maar de traditionele tegenstanders van de wolf bij die gelegenheid zijn Odin en »Vidar. Snorri laat Tyr tegen de hond Garm vechten: ‘die zit vastgebonden bij Gnipahellir en is een vreselijk monster. Ze doden elkaar.’ (SnE. i, 51)
De god Tyr moet, naar uit zijn naam kan worden afgeleid, eens een zeer belangrijke Indo-europese godheid zijn geweest: ogm. *Tīwaz, ohd. Ziu, oe. Tig of Tîw kunnen worden teruggevoerd op een Indo-europese wortel die ‘god’ of ‘goddelijk’ betekent. Hiervan zijn onder meer afgeleid skt. Dyaus, gr. Zeus en lat. Jupiter (uit: ‘dyaus pitar’), aanduidingen voor de hoogste godheid bij verschillende volkeren. Op grond hiervan neemt men aan dat Tyr oorspronkelijk de hemelgod was. De Germanen hebben hem later echter als een oorlogsgod gezien, verwant aan de Romeinse god Mars. Deze oorlogsgod werd volgens klassieke bronnen hoog | |
[pagina 196]
| |
vereerd en er werden hem mensenoffers gebracht. Zijn teken, de t-rune, vindt men op bracteaten, soms zelfs in duplo, en op een speer uit een Angelsaksisch grafveld in Holborough (Kent) uit de 6e eeuw. Op de gelijkstelling *Tīwaz - Mars wijst het feit dat sommige volkeren bij de vertaling van de namen van de weekdagen zijn naam gebruikten om er de ‘dies Martis’ (vgl. fra. ‘mardi’) mee aan te duiden: oe. ‘Tiwesdaeg’ (eng. Tuesday), on. ‘Týsdagr’, ohd. ‘ziestag’, zw. ‘tisdag’. Tyr werd echter ook geassocieerd met het handhaven van het recht en de Oudgermaanse vergader- en rechtsplaats, het thing of ding (on. ‘þing’, Langobardisch ‘thinx’). Als zodanig heette hij in de 3e eeuw n.Chr. in de Romeinse invloedssfeer »Mars Thingsus. Dit ‘thingsus’ wordt vaak aangevoerd om de Nederlandse en Duitse vormen van de weekdagnaam ‘dinsdag’ (mnl. ‘dingesdag’) en du. ‘Dienstag’ te verklaren. In Scandinavië is van Tyrs oorspronkelijk hoge goddelijke status niets meer te merken. Veel sporen van verering zijn er ook niet. In Noorwegen zijn plaatsnamen samengesteld met Tyr zeer zeldzaam, en uit Zweden is slechts één voorbeeld bekend. In Denemarken is hij wel vereerd, naar uit de verscheidene malen voorkomende plaatsnaam Tislund (Tyrs bos) blijkt. Een van deze plaatsen was oorspronkelijk ook thing-plaats. Als men de schaarse plaatsnamen die met Tyr zijn samengesteld vergelijkt met die waarin de namen van Odin, Thor, Njord, Freyr of Ull voorkomen, lijkt het wel zeker dat de god Tyr overal plaats heeft moeten maken voor deze jongere goden. In de Edda's is van deze oorspronkelijke hemelgod, oorlogsgod en beschermheer van het recht niet veel meer overgebleven dan een associatie met strijd, het duidelijkst misschien in het eddagedicht Sigrdrífumál (Het lied van Sigrdrifa): Zegerunen moet je kennen
als je de overwinning wilt behalen,
ze inkrassen op het gevest van je zwaard,
sommige op de sierrand
sommige op de ring
en tweemaal Tyr noemen.
(Sd. 6)
Misschien wordt met deze zegerune de t-rune bedoeld die de naam van de god Tyr draagt. Een ander aspect van hem was onenigheid: bij Snorri heet hij ‘geen verzoener van mensen’ en ‘god der gevechten’ (SnE. i, 25; ii, 16) en in Ls. 38 beweert Loki dat Tyr nog nooit een bevredigende overeenkomst tussen twee partijen tot stand heeft gebracht. In de skaldenpoëzie wordt niet over hem gedicht, maar zijn naam wordt regelmatig in omschrijvingen van andere goden gebruikt. Odin bijvoorbeeld heet Sigtyr (zege-Tyr), Valtyr (Tyr van de verslagenen) of Hangatyr (god van de gehangenen) en een van de namen van Thor is Reidartyr (god van de wagen). Het meervoud van zijn naam, ‘tívar’, wordt in het Oudnoords in de algemene betekenis ‘goden’ gebruikt, zowel zelfstandig als in samenstellingen: ‘sigtívar’ (zegegoden, Akv. 29), ‘valtívar’ (goden van de verslagenen, Vsp. 52, 62; Hym. 1). Voor de eenhandigheid van Tyr bestaan parallellen. Evenals hij mist ook de Ierse god Nuadu een hand; hij verloor deze in een veldslag, maar kreeg later een zilveren hand; een van de handen van de Indische zonnegod Sûrya is van goud. Van een vervanging van Tyrs verloren hand weet de overlevering echter niets. Ook is erop gewezen dat het plegen van meineed bij verschillende volkeren gestraft werd met het verlies van een hand of zelfs een hele arm. Tyr verloor zijn hand omdat de goden tegen de wolf gelogen hadden toen ze hem zeiden dat hij zich zonder vrees kon laten binden. Men kan zich afvragen waarom juist de god van het recht bereid is zijn hand als onderpand in te zetten bij iets waarvan hij wist dat het een leugen was. Hier moet hij een hoger doel hebben willen dienen, het onschadelijk maken van een van de machten van de chaos. En ook hiervoor heeft men een parallel gevonden, ditmaal bij de Romeinen. Dumézil wees op het bij Livius overgeleverde verhaal over de Romein Mucius Scaevola, die zijn rechterhand in het vuur liet verbranden om zijn vijand ervan te overtuigen dat hij hem de waarheid vertelde. Ook hier diende het opofferen van de hand een hoger doel, namelijk een einde maken aan de belegering van Rome door de | |
[pagina 197]
| |
Etrusken. Wel moet men er dan van uitgaan dat Scaevola net als Tyr loog. Een dergelijke parallel kan erop wijzen dat het motief van de ‘duurbetaalde leugen om bestwil’ een oud motief is. Op een rotstekening uit de late Bronstijd (Lökeberg, Bohuslän, Zweden) staat een god afgebeeld die in zijn rechterhand een wapen draagt en wiens linkerhand ontbreekt. Jan de Vries zegt voorzichtig, dat het verleidelijk is hierin een afbeelding van de oude hemelgod te zien, maar dat er natuurlijk niets bewezen kan worden (De Vries 1970 ii, § 359). Almgren maakt melding van verschillende eenarmige figuren op rotstekeningen, weigert echter er goden in te zien en stelt kortaf dat de vervaardigers van de rotstekeningen soms eenvoudigweg met één arm volstonden. Duidelijker is het bracteaat van Trollhättan (Zweden, 4e-5e eeuw) in Statens Historiska Museet in Stockholm. Hierop staat een figuurtje met zijn linkerhand in de bek van een hond of wolf.
De 18e-eeuwse Ólafur Brynjólfsson tekende Odin en Tyr naast de gebonden wolf (Kopenhagen, kb, nks 1867 4to) en zijn tijdgenoot Jakob Sigurðsson tekende hem in zijn eddahandschrift (Reykjavík, Landsbókasafn, íb 299 4to) als een soort Romeinse soldaat, met twee handen. Eronder staat in runen geschreven: Mars of Tyr. Uit de 19e eeuw: een tekening uit 1882 van Carl Ehrenberg waarop vier goden staan afgebeeld, o.a. Tyr (in: Götter der nordisch-germanischen Mythe), een tekeningetje van Lorenz Frølich en een illustratie van Emil Doepler d. J. in het boek Walhall (1901). Almgren 1934; Bremer 1894; Dumézil 1939; Holtsmark 1981j; Krohn 1911; Much 1898. Afbeelding van Palle Bregnhøi van het moment waarop de wolf Fenrir de hand van Tyr heeft afgebeten
|
|