Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
Solonhad als dichter, diplomaat, militair en handelsman zijn sporen al verdiend, toen hij in 594-93, in de jaren dat Athene werd geteisterd door een economische en sociale crisis, werd gekozen tot diallaktes: een bemiddelaar tussen de standen, bekleed met grote volmachten om twee zaken tot stand te brengen: kwijtschelding of althans draaglijke regeling van de enorme schuldenlast die op veel Atheners drukte en hen tot slaven maakte van de schuldeisers, en herverdeling van de grond. Volgens Aristoteles' Politeia slaagde hij in de oplossing van het eerste probleem, zodat veel burgers hun vrijheid herkregen, en stelde hij grenzen aan de hoeveelheid land die men in bezit kon hebben. Hij zou ook een reorganisatie van het stelsel van munten, maten en gewichten hebben doorgevoerd. Vervolgens ontwierp hij een indeling van de burgerij naar inkomen, waarvan voortaan de militaire rang en de verkiesbaarheid voor de verschillende politieke ambten zouden afhangen: Athene werd zodoende een timocratie. De Atheners zwoeren dat ze de nieuwe wetgeving gedurende ten minste 100 jaar in ere zouden houden. Ploutarchos meldt dat Solon, om zich te onttrekken aan verzoeken tot wijziging, Athene verliet en een aantal jaren in Egypte verbleef. Het politieke compromis hield echter geen stand, de sociale en politieke tegenstellingen leefden op en Solon moest na zijn terugkeer de in 560 begonnen tirannie van Peisistratos nog meemaken. We weten geen geboorte- of sterfjaar, alleen dat hij ongeveer 60 jaar oud werd. De legenden spreken van de Zeven Wijzen, wijze staatslieden uit verschillende Griekse stadstaten, die af en toe bijeenkwamen in Delphi of Korinthe, en aan gastmalen hun wijsheden uitwisselden. Voor het eerst worden ze genoemd door Plato in diens Protagoras, in later eeuwen door onder meer Ploutarchos en Diogenes Laërtios. Ze passen in series Hebdomades (‘Zeventallen’) naast onder meer de Zeven Wereldwonderen. Solon maakte volgens alle auteurs van dit gezelschap deel uit, evenals Bias van Priëne, Pittakos van Mytilene en Thales van Milete; daarnaast worden Chilon van Sparta, Kleoboulos van Lindos en Periandros van Korinthe veelvuldig genoemd. Soms troefden ze elkaar af, bijvoorbeeld in de volgende door Ploutarchos in zijn Solon-biografie verhaalde anekdote. Solon, te gast bij Thales, verwonderde zich erover dat zijn gastheer geen gezin wilde stichten. De volgende dag deed Thales het voorkomen alsof hij bericht had ontvangen van het overlijden van een zoon van Solon. Toen deze zich overgaf aan zijn smart, hield Thales hem voor dat hij zich zulks wilde besparen en daarom geen gezin stichtte. Ook andere conversaties zijn ons overgeleverd; zo disputeerde hij met Anacharsis over het nut en de houdbaarheid van een voor alle partijen rechtvaardige wetgeving. Ploutarchos stelt echter vast dat de sceptisch gestemde Anacharsis door de geschiedenis in het gelijk werd gesteld. De uitspraken van de Wijzen werden rond 300 v.C. door Demetrios van Phaleron verzameld. De grootste bekendheid kreeg zijn gedachtenwisseling met de schatrijke Kroisos, koning van Lydië (561-546), die zich vanwege zijn onmetelijke rijkdom onkwetsbaar waande. Toen het Perzische rijk onder »Kyros ook Lydië bedreigde, liet hij zich leiden door een verkeerde uitleg van een orakel in Delphi, dat had gezegd dat er één overwinnaar zou zijn. De strijd liep voor hem, anders dan hij had voorzien, uit op een echec. Solon nu zou, volgens een geschiedenis die door Ploutarchos, Herodotos en Diodoros Sikoulos wordt verteld en die wellicht geïnspireerd is door de fatale afloop van 's konings expedities, tijdens een bezoek door Kroisos zijn rondgeleid langs de in zijn residentie te Sardes opgeslagen schatten. Hij legde Solon daarna de vraag voor wie volgens hem de gelukkigste mens ter wereld was, in de stellige verwachting dat hij, de rijke Kroisos, als zodanig zou worden aangewezen. Solon noemde echter | |
[pagina 213]
| |
de eenvoudige Tellos uit Athene, wiens kinderen het goed ging, die leefde in een florerende stad, en die werd geëerd na een heldendood op het slagveld. In antwoord op de vraag wie de op één na gelukkigste was noemde Solon Kleobis en Biton, twee jongemannen uit Argos die, om de regel te eerbiedigen dat hun moeder tijdens een Hera-feest naar de tempel moest worden vervoerd, bij gebreke van ossen zelf de wagen trokken. Hun moeder, door de feestgangers gelukkig geprezen om zulke zonen, vroeg Hera het tweetal het volmaakte geluk te schenken. De jongens legden zich daarop te ruste in het heiligdom om niet meer te ontwaken. Toen Kroisos zich over deze antwoorden geërgerd toonde, schetste Solon het betrekkelijke van het geluk van de rijke en het ongeluk van de arme en noemde hij doorslaggevend hoe men zijn einde tegemoet kon gaan. Moraal is dat niemand zijn geluk kan bepalen vóór zijn dood. Kroisos stuurde zijn gast heen, maar zou veel later doordrongen raken van het gelijk van Solon. Nadat Kyros in 546 Kroisos had verslagen en de hoofdstad Sardes had ingenomen, werd Kroisos op de brandstapel gebracht. Terwijl de vlammen reeds oplaaiden, riep hij de naam van de wijze Solon uit. Kyros werd nieuwsgierig naar de betekenis van deze uitroep en liet Kroisos van de brandstapel halen. Na het verhaal realiseerde Kyros zich de kwetsbaarheid van het geluk van vorsten als Kroisos en hemzelf en nam hij Kroisos op in zijn gevolg. Solon was reeds in de klassieke tijd een legendarische wijze. Volgens sommigen had hij de pederastie in Athene geïntroduceerd. In ieder geval staat hij bekend als auteur van liefdesgedichten voor jongens. Indrukwekkend is de zogenaamde Muzenelegie, waarin hij zijn politieke denkbeelden herleidt op de goddelijke ordening. Bakchylides schetst hem in een loflied op een winnaar bij de Olympische Spelen in de eerste helft 5e eeuw als een navolgenswaardig man. Ploutarchos vereeuwigt hem niet alleen in zijn Solon- Myson, Kroisos op de brandstapel, 500-490 v.C., amfoor, 58,5 cm hoog. Musée du Louvre, Parijs. Terwijl een man in sobere dracht de brandstapel aansteekt, verricht de op een troon gezeten koning een plengoffer. Kroisos is gehuld in kostbare kledij en voorzien van krans en scepter ten teken van zijn rang.
| |
[pagina 214]
| |
biografie maar ook in Het banket der Zeven Wijzen, een traktaat in de Moralia. Zijn bekendheid in de middeleeuwen ging vooral terug op teksten van Aristoteles en Valerius Maximus. Een vroege navertelling van Herodotos' verhaal over Solon en Kroisos is de novelle van Painter in The Palace of Pleasure 1566 die ten grondslag ligt aan een toneelstuk van de Earl of Sterling 1601. Uit later tijd is er een Kroisos-opera van Keiser 1711 en een stuk van Van Suchtelen 1905. In de Franse Revolutie is Solon voor sommigen, onder wie Desmoulins, het voorbeeld bij uitstek van de wijze wetgever, terwijl Saint-Just zich een aanhanger toont van Lykourgos, over wie hij in 1794 een traktaat publiceert dat Ploutarchos getrouw volgt. Een amfoor van Myson ca. 500-490 in het Louvre te Parijs toont Kroisos op de brandstapel. Wellicht vindt de voorstelling haar oorsprong in een verloren gegane tragedie. In de latere oudheid komt Solon voor in voorstellingen van de Zeven Wijzen, onder meer op mozaïeken die portretten van dichters en staatslieden bevatten (bijvoorbeeld Argos 3e eeuw n.C., Apameia 4e eeuw n.C., Rome 2e eeuw n.C., nu in de Villa Albani aldaar, wellicht ook een mozaïek uit de 2e eeuw v.C., gevonden te Pompeii, nu in het Museo Nazionale te Napels). De naar hen genoemde thermen in Ostia bevatten een 2e-eeuws mozaïek met hun portretten en een geschilderde weergave daarvan in de latrines, waarboven uitspraken de noodzaak van een goede stofwisseling memoreren. Hier en in een toilet in een particulier huis te Ephesos kan deze merkwaardig lijkende keuze verklaard worden met een opmerking bij Ploutarchos dat voor Solon de mens die helemaal geen voedsel nodig zou hebben, de meest volmaakte was. Van de 14e tot 18e eeuw blijven Solon en andere wijzen en geleerden bekend op de Balkan, waar kerkdecoraties hem laten zien in gezelschap van onder meer Sokrates, Sophokles en Pythagoras. Zij zijn gechristianiseerd, zoals Vergilius en »Seneca in het Westen, en vertegenwoordigen de heidense wortels van de ‘Stam van Jesse’; blijkens de talrijke spelfouten in de naamaanduiding zijn ze vooral door het kopiëren van oude voorbeelden bekend gebleven. In de kunst van de 16e en 17e eeuw treffen we Solon aan in reeksen afbeeldingen van de Zeven Wijzen: aldus bijvoorbeeld in de 16e eeuw in een grafiekreeks van Cornelis ii Floris, in de 17e eeuw in grafiekreeksen van Jacob de Gheyn de Jongere en Testa. Perino del Vaga schilderde rond 1541 in de Stanza della Segnatura van het Vaticaan Solon die de Atheners zijn wetten schenkt. In Versailles, waar Solon aldus in een plafonddecoratie van Noël Coypel ca. 1673 voorkomt naast de wijze »Traianus, is hij een lofprijzing aan het adres van Louis xiv en diens minister Colbert. In 1793 werden levensgrote beelden van Solon en Lykourgos in de zaal van de Assemblée in de Tuilerieën opgesteld: Solon symboliseert hier de gematigde, Lykourgos de radicale wetgeving. Voorts stonden daar als exempla onder meer »Cincinnatus, »Camillus, »M.I. Brutus en Plato. R.N. Roland Holst schilderde hem ca. 1910 in de inmiddels afgebroken zittingzaal van de Hoge Raad aan het Plein in Den Haag naast andere wetgevers: Mozes, Iustinianus en Napoleon. Solons confrontatie met Kroisos is vooral te zien bij de Hollandse school: Honthorst 1624 en Knüpfer meermalen rond 1650. Waarschijnlijk is het vanitas-element van het verhaal - de vermaning inzake de loosheid en vergankelijkheid van rijkdom en voorspoed - een verklaring van deze populariteit. Daarbuiten zijn er drie werken van Frans Francken ii tussen 1625 en 1640 (Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel). De Solon door Herodotos in de mond gelegde vertelling rond Kleobis en Biton is in Fontainebleau 1550-60 afgebeeld door Primaticcio: uitdrukking van de verering van François i voor zijn overleden moeder, Louise van Savoie. Calza 1939; Edmunds 1987; Gaiser 1980; De Greeve 1983; Von Heintze 1977. |
|