Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Sophoniba & Masinissa(meestal Sophonisba/e, bij Dio Cassius Sophonis) is een liefdespaar in Noord-Afrika aan het einde van de 3e eeuw v.C. Hun liefdesverhouding was een tragisch einde beschoren. Sophoniba was volgens sommige auteurs eens door haar vader, de Carthaagse opperbevelhebber Hasdrubal, toegezegd aan de veldheer Masinissa, maar werd uitgehuwelijkt aan de Numidische koning Syphax. Toen deze zich keerde tegen de Romeinen onder »Scipio Maior, en daarmee ook tegen Masinissa - sinds enige tijd trouw bondgenoot van de Romeinen omdat Scipio een gevangen neef van hem had vrijgelaten - werd hij in 203 door Masinissa verslagen en aan Scipio uitgeleverd. Sophoniba wendt zich nu tot Masinissa, die liefde opvat voor de schone smekelinge en belooft haar hoe dan ook uit handen van de Romeinen te houden. Scipio meent dat zijn bondgenoot bezwaarlijk kan leven met een dochter van Hasdrubal en gewezen echtgenote van Syphax, en beveelt hem met Sophoniba te breken. Gesteld voor Scipio's ultimatum laat Masinissa zijn geliefde de gifbeker brengen (volgens Appianos brengt hij deze zelf) met het verzoek deze als een ware dochter van Hasdrubal tot zich te nemen, zodat zij niet in handen van de Romeinen zal vallen. Sophoniba pleegt de zelfmoord met grote sereniteit, zeggende dat haar man haar geen beter geschenk had kunnen brengen, maar dat zij liever zou zijn gestorven in het zicht van het huwelijk.
De op verschillende wijzen te duiden verhouding tussen Sophoniba en Masinissa, die geen andere oplossing ziet dan de uitnodiging tot zelfmoord, is slechts uit korte beschrijvingen van Polybios, Livius en Dio Cassius bekend. Het motief maakt grote opgang in de literatuur vanaf de late middeleeuwen tot in de 19e eeuw, in navertellingen en adaptaties die meestal stoelen op Livius. Boccaccio neemt het tragische verhaal op in zijn De mulieribus claris ca. 1370. Petrarca geeft het verhaal een plaats in een variant op zijn Trionfo d'amore, en een prominenter plaats nog in boek v van de Africa (»Scipio Maior). Na vroege dramatiseringen van Castellino en Galeotto del Carretto rond 1500 is enige internationale bekendheid weggelegd voor een stuk van Trissino 1524, waarin een eerder roerende dan heroïsche Sophoniba optreedt, en Franse bewerkingen van Mellin de Saint-Gelais 1559 en Mermet 1584. Voorts zijn er een novelle van Bandello en een roman van Barclay 1520. Houden Montchrestien 1596 en Montreux 1601 zich in hun analyse van de gewetensnood van Masinissa nog aan Livius, de Engelse auteurs Painter 1566 (The Palace of Pleasure) en Marston 1606 volgen de vrijere parafrasen van Bandello. De Spaanse toneelauteur Gaspar de Aguilar (Los amantes de Cartago, geschreven voor het huwelijk van Filips iii met Margaretha van Oostenrijk in 1614) laat Scipio zelf verliefd worden op Sophoniba. Nog vrijer is de bewerking van Mairet 1634 (voorbeeld voor Lee 1676 en Voltaire 1770), die ook Masinissa een edele liefdesdood laat sterven. Bij Corneille 1663 is een jaloerse rivale van Sophoniba de drijvende kracht in het drama. In het laat-barokke drama van Lohenstein 1669 is alle sereniteit geweken: Masinissa berouwt te laat dat hij Sophoniba het gif heeft gezonden en wil dan eveneens zelfmoord plegen, hetgeen door Scipio niet wordt toegestaan. In het stuk van Thomson 1729 is Sophoniba vooral patriottisch. Alfieri brengt in 1789 de stof als een wedijver van alle betrokkenen in edelmoedigheid. In de Nederlandse literatuur zijn er tragedies van Guilliam van Nieuwelandt 1631 en Govert vanden Eembd 1620 en een gedicht van Cats over dit ‘droevig trouwgeval’ in de Trouwring van 1637. In dit gedicht vraagt Sophoniba haar geliefde haar waardig, en niet in handen van de Romeinen, te laten sterven. Nadat de in liefde ontbrande Masinissa door Scipio scherp is gewezen op zijn militaire plichten, gaat Sophoniba, klagend | |
[pagina 216]
| |
Sophoniba drinkt de beker gif, aangereikt door Masinissa, 1e eeuw n.C., wandschildering uit het zogenaamde Huis van Jozef ii te Pompeii, 78 × 97 cm. Museo Nazionale, Napels. De man met het scherpe profiel links is geïnterpreteerd als Scipio Maior. De scène is gesitueerd in een kostbare zaal met zuilengang en beelden van Apollo (rechts) en Dionysos. Opvallend is de donkere huidskleur van Masinissa.
| |
[pagina 217]
| |
dat zij terzelfder tijd een tweede man èn de dood ontmoet, over tot de zelfmoord. Het gedicht werd in 1654 door Dedekind vertaald in het Duits, in welke taal in 1647 en 1651 ook romans van Zesen en Neumark verschenen. Een opera van Gluck 1744 heeft een libretto van Silvani voor de recitatieven, terwijl Metastasio de tekst voor de aria's leverde. Een volledig libretto van Metastasio werd op muziek gezet door onder meer Hasse 1739 en Galuppi 1762. Voorts zijn er opera's van Caldara 1708, Leo 1719, Jommelli 1746 en is er muziek van Purcell voor het stuk van Lee. In de 19e en 20e eeuw zijn er enkele uitlopers van deze stofbehandeling, waarvan alleen het stuk van Geibel 1868 aan de vergetelheid is ontkomen. In de beeldende kunst van de oudheid kennen we een wandschildering uit Pompeii uit de 1e eeuw n.C. (nu in het Museo Nazionale te Napels). Daar er geen aanwijzingen in de vorm van bijschriften zijn aangebracht, zijn de huisbezitters via literaire bronnen kennelijk vertrouwd geweest met het thema. In de nieuwe tijd kennen we een vroege afbeelding van Sophoniba met de gifbeker die wel eens is toegeschreven aan Mantegna, en gravures van Pencz en Aldegrever. Later schildert Zelotti ca. 1570 een Sophonibareeks in de Villa Nordera te Caldogno. In de Villa Porto-Colleoni in Thiene schildert Fasolo ca. 1560 de betovering van Masinissa door Sophoniba, naast een scène met een andere verleidelijke vrouw: »Kleopatra aan het banket met Marcus Antonius. Pietro da Cortona 1641-42 brengt de zelfmoord in de Sala di Venere in het Palazzo Pitti te Florence, blijkens de begeleidende tekst als lofprijzing van Sophoniba's deugdzaamheid. Tiepolo schildert dezelfde scène in 1731 in een reeks Scipio-fresco's in een zaal in het Palazzo Dugnani te Milaan. Een doek van Tiepolo is er uit 1760, andere zijn er van Pellegrini (viermaal 1700-1710), Pittoni 1716-20, en van voorlopers als Artemisia Gentileschi tweede kwart 17e eeuw, Guercino 1648 en Preti rond 1680. Pittoni schildert ca. 1716 en 1720 zowel een Sophoniba die op het punt staat het vergif te drinken als een gestorven Sophoniba. Buiten Italië zijn er twee doeken van Vouet ca. 1623, drie van Regnier tweede kwart 17e eeuw, een schilderij van Honthorst ca. 1630-35 (lange tijd geduid als het gelijksoortige tafereel van »Artemisia die een drank met de as van haar man gaat nuttigen), Rembrandt 1634, Van den Eeckhout 1664 en Kauffmann eind 18e eeuw. De spektakelfilm cabiria van Pastrone 1914 geeft de levensloop van een meisje van die naam dat als vertrouwelinge van Sophoniba getuige is van de zelfmoord van haar gebiedster. D'Annunzio leverde een bijdrage aan het scenario van deze film. Andrae 1890; Axelrad 1956; Chapeaurouge 1960; Ricci 1904. |
|