eindelijk kon de praetor Crassus (later lid van het driemanschap met Caesar en Pompeius) in 71 bij Petelia in Zuid-Italië de overwinning behalen. Spartacus kwam volgens de meeste schrijvers in deze veldslag om; zijn overlevende medestanders werden langs de weg van Brindisi naar Rome gekruisigd.
Sommige auteurs uit de oudheid, onder wie Ploutarchos in zijn Crassus-biografie, tonen enige bewondering voor Spartacus' moed, voor zijn waarschuwingen tegen de jacht op buit en voor zijn veldheerschap, en maken de vergelijking met Hannibal, die er na de slag bij Cannae immers ook in geslaagd was het land in de greep van terreur te houden. Bij Cicero echter en een eeuw later bij Lucanus is Spartacus een boeman.
Vanaf het einde van de 18e eeuw gaat Spartacus vooral in Duitsland een rol spelen in politieke en literaire discussies. Lessing noemt hem in 1770 ‘Verfechter der Menschenrechte’. We kennen rond 1800 een treurspel Die Patrizierin van Voss en stukken van Grillparzer (fragment) en Lingg. Veel succes had de roman Prusias 1883 van Eckstein. ‘Spartakus’ was niet toevallig de schuilnaam van Karl Liebknecht; de slavenleider gaf zijn naam ook aan de door Liebknecht en Rosa Luxemburg in 1916 gestichte Spartakusbund. Marx had hem al, in brieven aan Engels, gekenschetst als een representant van het antieke proletariaat. Door Lenin werd hij in een postuum in 1930 gepubliceerd geschrift over de staat gevierd als de grote aanvoerder van de slavenopstanden die het Romeinse systeem op zijn grondvesten deden schudden. In 1932 en daaropvolgende jaren verkondigde Stalin dat de slavenopstanden moesten worden gezien als factor in de opheffing van de antieke produktiewijze. In de communistische wereld bleef Spartacus dan ook een geliefd symbool van de opstand tegen de bezittende klasse: zo draagt de voetbalclub van Praag zijn naam en verschenen in de ddr in de jaren vijftig ten minste drie werken over de vrijheidsheld, een roman van Fast 1951, een verhaal van Günther 1956 en een roman van Schumann 1959.
Ook tijdens het Risorgimento in Italië genoot Spartacus aanzien, getuige een toen populaire roman van Giovagnoli 1874. Koestler publiceerde als politieke balling in 1939 de Engelstalige roman The Gladiators.
In de beeldende kunst is Spartacus niet erg belangrijk. In de Tuilerieën staat een bronzen beeld van Barrias 1871 (repliek 1890 in de Ny Carlsberg Glyptotek Kopenhagen). Katsjatoerian componeerde in 1955 muziek voor een Spartacus-ballet. Kubrick maakte in 1960 een Spartacus-film waarin de slavenleider tegenover de door Crassus belichaamde, verdorven Romeinse elite naar voren treedt als een nobel mens.
Guarino 1979; Günther 1979; Müller 1905; Riedel 1984.