Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdMarcus Iunius Brutus(85-42) beschouwde zich als een afstammeling in rechte lijn van »L.I. Brutus, die een einde had gemaakt aan de monarchie. In de machtsstrijd tussen Caesar en Pompeius schaarde hij zich aan de zijde van de laatste. Toen »Pompeius in 48 bij Pharsalos was verslagen, werd Brutus' leven gespaard door Caesar, die zich ook nadien tegenover hem gunstig gezind toonde. Desalniettemin spande Brutus met andere senatoren, onder wie Cassius, samen tegen Caesar, omdat deze zich als een alleenheerser ging gedragen en er zelfs van verdacht werd aspiraties naar het koningschap te koesteren. De samenzwering resulteerde in de moord op Caesar tijdens een senaatszitting op de Iden van maart 44. In de beroeringen na deze moord kreeg Marcus Antonius, de gewezen rechterhand van Caesar, in Rome de macht in handen. Brutus moest de wijk nemen en verzamelde een strijdmacht, die in 42 bij Philippi (Noord-Griekenland) door de troepen van Marcus Antonius en Octavianus werd verslagen. Na de nederlaag sloeg hij de hand aan zichzelf.
In de historiografie treedt Brutus naar voren als een idealist die een strikte juridische en politieke ethiek in acht neemt. Tot de deelneming aan het komplot tegen Caesar laat hij zich niet uit verlangen naar macht overhalen, maar ter verdediging van de instellingen van de republiek. Cicero gaf hem in brieven te verstaan dat hij na de moord meteen zou moeten afrekenen met Caesars handlangers, en voorspelde hem dat hij anders terrein zou verliezen. De beoordeling van Brutus wordt uiteraard bepaald door de uiteenlopende opvattingen over de figuur van Caesar en diens vermoording: lafhartige en door eigenbelang van de senatoriale elite ingegeven aanslag op de redder van Rome, of gerechtvaardigde tirannenmoord. Dio Cassius schrijft onwelwillend over Brutus, feller nog is Valerius Maxi- | |
[pagina 63]
| |
mus. Nobel is Brutus daarentegen bij Ploutarchos, die de onstuitbare opkomst van Caesar schildert als een planmatige stormloop tegen de republikeinse instellingen, en edeler nog is hij in Lucanus' tegen Caesar gerichte epos Pharsalia uit het midden van de 1e eeuw n.C. Dante, die een verdediger is van een door God gewilde universele monarchie en het door Caesar gegrondveste Imperium Romanum ziet als een voorloper daarvan, plaatst in het Inferno-deel van zijn Divina commedia Brutus in de diepste hellekring, samen met de andere komplotteur Cassius en met Judas Iskarioth. Salutati volgt in zijn De tyranno 1400 Dante in diens veroordeling. Latere, meer republikeinsgezinde en bovendien door Cicero's geschriften beïnvloede Florentijnse humanisten als Bruni en Landino stemmen niet in met Dantes veroordeling. De Brutus-buste van Michelangelo werd in 1537 besteld door kardinaal Ridolfi als eerbewijs aan Lorenzino de' Medici, omdat deze zijn neef Alessandro, die in Florence de macht aan zich had getrokken, had vermoord. Lorenzino werd na deze daad geprezen als de ‘Bruto toscano’. Ook in later tijd blijft de waardering van Brutus afhankelijk van die van Caesar. We verwijzen daarvoor naar »Caesar en volstaan hier met werken waarin Brutus op de voorgrond treedt of althans een eigen waardering krijgt. Uitingen van Brutus-bewondering zijn er in de Pindarick Ode 1656 van Cowley en in Gulliver's Travels 1726 van Swift. Deze auteur laat tovenaars in Laputa Brutus oproepen voor Gulliver, die voorts spreekt met andere grote tegenstanders van tirannie en heerszucht, zijn voorvader Brutus, »Sokrates, »Epameinondas, »Cato Uticensis en Thomas More, die een zesmanschap vormen ‘to which all the ages of the world cannot add a seventh’. In Bayle's Dictionnaire Critique et Historique 1695-97 wordt geen sympathie betuigd voor Caesar, maar wordt Brutus toch verweten dat hij zijn weldoener heeft gedood. Gibbon schrijft in 1765-66 in zijn postuum gepubliceerde Character of Brutus dat hij niet alleen een verstandige en weldoende heerser doodde, maar bovendien na diens dood onmachtig bleek orde op zaken te stellen. Ook in het theater hebben de stukken rond Brutus als Caesar-moordenaar veelal een duidelijk politieke strekking. Vooral in de Verlichting verheffen de toneelschrijvers Brutus tot held tegenover Caesar als tiran. Geeft Voltaire in La mort de César 1731 aan het conflict tussen de twee door vriendschap verbonden mannen nog de wending van een botsing tussen affectie en plicht, in de stukken van Conti 1751, Brawe 1768 en Bodmer 1782 is Brutus een held zonder meer. De tegenstelling tussen vrijheid en tirannie staat ook centraal bij Alfieri, die zijn stuk uit 1789 opdroeg aan het Italiaanse volk dat helaas nog niet naar vrijheid hunkerde. Deze Bruto Secondo was het laatste politieke drama van Alfieri voordat deze zich, de gevolgen van de Franse Revolutie overziende, van dit genre afwendde. Leopardi geeft een lofprijzing op Brutus in zijn ode uit 1824. In een aantal literaire teksten vinden we reflecties over staat en individu, roem en nutteloosheid, voorgedragen in de vorm van overpeinzingen van Brutus voor zijn zelfmoord: aldus onder meer Leopardi in een Canzone uit 1821 en romans van Bentley 1936 (Freedom Farewell) en Fuller 1957 (Brutus Orchard). Clarke 1981; Gordon 1957; Martin 1988; Schuckert 1989. |
|