In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 30 Decemb. 1644 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs 30 B no. 31. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7223. De datum ‘31 Decembris’ past beter in de reeks wekelijkse nieuwsbrieven.
-
voetnoot2
- De voorbereiding van de campagnes van de Franse legers in Vlaanderen, Duitsland, Catalonië en Italië.
-
voetnoot3
- De nieuwe Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, kreeg alle middelen tot zijn beschikking om het aanzien van de Franse kroon in Catalonië te herstellen (Lettres Mazarin II, p. 115-116). Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld.
-
voetnoot4
- Op zaterdag, 25 februari 1645, kon de Gazette 1645, no. 23, het vertrek van de graaf van Harcourt naar Barcelona aankondigen: ‘La semaine passée le Comte d'Harcourt partit d'ici pour aller exercer sa charge de Viceroy dans la Catalogne’.
-
voetnoot5
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, maakte in maart 1645 een inspectieronde langs de kwartieren van zijn leger in Champagne. Omdat de instructies voor zijn nieuwe campagne nog niet in orde waren gemaakt, keerde hij terug naar Parijs. Eind mei vertrok hij naar het front (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 410-419).
-
voetnoot6
- Bernardino, graaf van Rebolledo, Spaans gouverneur van Frankenthal, hield rekening met een aanval van de Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, op de vesting van Bad Kreuznach; infra, n. 33
en 34.
-
voetnoot7
- De Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, namen de verdedigingslinies van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne, ten zuiden van Neufchâteau) in ogenschouw. Hun belegeringsplan werd in het voorjaar van 1645 ten uitvoer gebracht (Lettres Mazarin II, p. 93 en p. 156).
-
voetnoot8
- De meeste manschappen van het Frans-Savoyaardse leger overwinterden in de Langhe (ten zuiden van Nizza Monferrato) (no. 7200, en Gazette 1644, no. 154, dd. 31 december 1644). De lasten van de krijg tegen het Spaans bewind in Milaan drukten zwaar op de boeren en burgers van het land; zie de brief van Christine de France, hertogin-regentesse van Savoye, aan kardinaal Jules Mazarin, dd. 5 november 1644: ‘Ce pays étant à la veille de succomber sous les frais de l'insupportable quartier d'hiver qui le menace j'ai recouru à votre favorable entremise pour lui procurer le soulagement ...’ (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 110-111, en III (Documenti), p. 212).
-
voetnoot9
- Vgl. no. 7188, n. 19. Prins Tommaso Francesco van Savoye verscheen niet op het beraad in Parijs. Hij liet zich verontschuldigen door zijn pleitbezorgers: de voormalige Frans-Savoyaardse bevelhebber César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin, de diplomaat Claudio Gerolamo Chabod (Chabo), markies van Saint-Mauris (S. Maurizio), de abten Andrea Mondino di Mondevì en Filiberto Scaglia di Verrua en de Piëmontese senator Gian Francesco Bellezia (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 110-116 en p. 358-369).
-
voetnoot10
- Kardinaal
Jules Mazarin reserveerde voor kardinaal Camillo Pamfili, neef van paus Innocentius X, de abdij van Corbie, ter waarde van 25000 ponden aan jaarlijkse renten (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 156-160).
-
voetnoot11
- De neven van paus Urbanus VIII (Maffeo Barberini) vreesden het onderzoek dat paus Innocentius X wilde instellen naar hun geldverslindende activiteiten ten tijde van de Castro-oorlog.
-
voetnoot12
- In oktober behoorde een huwelijk van de pauselijke neef met een dochter van Taddeo Barberini nog tot de reële mogelijkheden (nos. 7070 en 7104).
-
voetnoot13
- De Franse factie in Rome waarschuwde kardinaal Jules Mazarin voor de Spaanse plannen van de ‘Barberini’ (Lettres Mazarin II, p. 102).
-
voetnoot14
- Zie no. 7219. Koningin Henriëtte Maria van Engeland sloot met de vergoedingen die zij van het Franse hof ontving, leningen af voor wapen- en troepentransporten naar de koninklijke legers in het zuidwesten van Engeland (CSP Ven. 1643-1647, p. 154, p. 156 en p. 158-159).
-
voetnoot15
- Ferdinando Fairfax, de parlementsgezinde gouverneur van York, verscherpte de blokkade van Newark-on-Trent. Het koninklijke garnizoen hield echter stand (CSP Dom 1644-1645, p. 172).
-
voetnoot16
- Chester, de enige koninklijke haven in het westen waar de Ierse lichtingen veilig konden landen. Het Parlement onderkende het gevaar en besloot maatregelen te nemen (CSP Ven. 1643-1647, p. 164-165, en CSP Dom. 1644-1645, p. 132-133).
-
voetnoot17
- Zie no. 7210, n. 32. Soldaten van het Parlement gebruikten het kasteel van Laugharne ('t casteel Lach) waarschijnlijk als uitvalsbasis voor nieuwe aanslagen in Carmarthenshire (G.H. Jenkins, The foundations of modern Wales 1642-1780, Oxford 1987, p. 9-16).
-
voetnoot18
- Koning Karel I zond de ‘commissioners of peace’ die hem op 24 november/4 december ‘The humble desires and propositions’ hadden aangeboden, heen met een verzoek om vrijgeleidebrieven voor zijn onderhandelaars James Stuart, hertog van Lennox en Richmond, en Thomas Wriothesley, graaf van Southampton (CSP Ven. 1643-1647, p. 161 en p. 164).
-
voetnoot19
- ‘The Parliament of England at Westminster’ (no. 7219) stuurde op maandag 9/19 december een koerier naar Oxford (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 309-312, en CSP Dom. 1644-1645, p. 182). De hertog van
Lennox en Richmond en de graaf van Southampton verschenen nog dezelfde week (zaterdag 24 december) in Londen met ‘the King's answer’, dd. 13/23 december 1644 (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 315-318; Briefw. C. Huygens IV, p. 104-105 en p. 110, en CSP Ven. 1643-1647, p. 161-167).
-
voetnoot20
- Het Hogerhuis voerde bezwaren aan tegen de ‘ordinance for the attainder of Archbishop Laud’ (nos. 7200, n. 36, en 7210, n. 29). Na een derde lezing, op 4/14 januari 1645, staakten de ‘lords’ hun verzet en machtigden de ‘commons’ om een datum voor de executie van William Laud, aartsbisschop van Canterbury, vast te stellen (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 323-324).
-
voetnoot21
- De synode in de Westminster Abbey. De ‘Assembly of Divines’ had de tekst opgesteld van een ‘Directory for the Service of God’. Het ontwerp verwierf de instemming van de ‘commons’. Het Hogerhuis hechtte op 3/13 januari 1645 zijn goedkeuring aan de ‘ordinance for the taking away the Book of Common-Prayer, and establishing and putting in execution the Directory for the public Worship of God’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 312-313 en kol. 322).
-
voetnoot22
- Het Parlement had het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, voor de duur van hun gemeenschappelijke strijd ter verdediging van de ‘solemn league and covenant’ een maandelijkse subsidie van 30000 ponden toegezegd (CSP Ven. 1643-1647, p. 28 en p. 37). In december stelden de Schotse ‘commissioners’ de kwestie van de achterstallen aan de orde in het Lagerhuis (CSP Dom. 1644-1645, p. 175 en p. 182).
-
voetnoot23
- De Franse zaakgelastigde Melchior, heer van Sabran, had in augustus 1644 een verzoek ingediend voor een audiëntie in het Hoger- en Lagerhuis. Het Parlement bood hem de gelegenheid aan om zijn voorstel toe te lichten, op voorwaarde dat hij afzag van een ceremoniële ontvangst (The Parliamentary History of England III (1642-1660), p. 285-286). De Fransman sloeg het aanbod af (CSP Ven. 1643-1647, p. 129-131). In december herhaalde hij zijn verzoek, maar wederom weigerde het Parlement hem een officiële ontvangst aan te bieden (CSP Ven. 1643-1647, p. 162 en p. 165, en S. Groenveld, Verlopend getij, p. 113 en p. 298).
-
voetnoot24
- César de Bourbon, hertog van Vendôme, was na de arrestatie van zijn zoon François de Vendôme, hertog van Beaufort, in ongenade gevallen. Hij ontvluchtte het Franse koninkrijk. In september 1644 trok hij over de passen van Graubünden naar Venetië (no. 7060 (dl. XV)). Tenslotte vond hij enige rust aan het hof van de groothertog van Toscane (Archivo de Simancas, Catálogo XXVII. Estados pequeños de Italia, p. 117-118 nos. 17 en 48).
-
voetnoot25
- De hertog van Vendôme (supra, n. 24) bleef ook in Italië ijveren voor de verlossing van zijn zoon uit de kerkers van Vincennes. De Parijse raadsheer Olivier Lefèvre d'Ormesson maakte in zijn Journal (I, p. 238) melding van de laatste ontwikkelingen: ‘L'on disoit que M. de Vendosme avoit présenté une requeste au parlement de Paris pour avoir justice de la prison de son fils; que le procureur général l'avoit prise et
portée à la reyne, et qu'elle avoit esté supprimée’.
-
voetnoot26
- Het Engelse Parlement had een onderzoek ingesteld naar het optreden van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, Edward Montague, graaf van Manchester, en sir William Waller in de strijd tegen de koninklijken te Newbury (27 oktober/6 november), Donnington Castle en Basing (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 297, en CSP Dom. 1644-1645, p. 146).
-
voetnoot27
- Op 9/19 december verleenden de ‘commons’ het woord aan Oliver Cromwell. In zijn toespraak bepleitte hij een herstructurering van het leger, uitmondende in een voorstel om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’) (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 326-328, en CSP Ven. 1643-1647, p. 164).
-
voetnoot28
- Het Schotse Parlement vreesde het felle optreden van de Ieren (no. 7188, n. 48) in het leger van de koningsgezinde James Graham, markies van Montrose, en gelastte de onmiddellijke overkomst van Alexander Leslie, graaf van Leven, uit zijn stellingen in Northumberland en Cumberland (Carlisle) (CSP Ven. 1643-1647, p. 165-171).
-
voetnoot29
- De Ieren van de katholieke
‘confederation of Kilkenny’ bevestigden met dit aanbod nogmaals hun trouw aan de koning; vgl. no. 6928 (dl. XV); A new history of Ireland III, p. 311-315, en CSP Ven. 1643-1647, p. 160 en p. 165.
-
voetnoot30
- De Gazette 1644, no. 154, dd. 31 december 1644, verraste haar lezers met goed nieuws over de strijd tegen de Spanjaarden in de heuvels ten noorden van Lérida: eenheden van François des Montiers (Monstiers), graaf van Mérinville, zouden op 10 december te Claret (voorstad van Tremp) een troepenmacht van de Spaanse bevelhebber Andrea Cantelmo hebben overrompeld. Een week later publiceerde de Gazette 1645, no. 2, dd. 5 januari 1645, de details: ‘La chasse donnée à trois mille cinq cents fantassins et huit cents Chevaux Espagnols, par les armes du Roy en Catalogne’.
-
voetnoot31
- De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth bekommerden zich niet langer om het noodlijdende keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas. Nadat zij hun garnizoenen aan de ‘Bergstrasse’ (Bensheim en Weinheim) opnieuw bevoorraad hadden, vertrokken zij naar hun winterkwartieren in de omgeving van Schwäbisch-Hall (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149-151, en Gazette 1644, no. 154, dd. 31 december 1644).
-
voetnoot32
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had de keizerlijke ruiterij van Matthias, graaf Gallas, op 3 december in de omgeving van Wittenberg en Jüterbog een vernietigende slag toegebracht.
-
voetnoot33
- De Frans-Weimarse generaal-majoor Rheinhold von Rosen bestookte met 8 kanonnen de vesting van Bad Kreuznach (Gazette 1644, no. 154, dd. 31 december 1644).
-
voetnoot34
- Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne liet een mijn onder de vestingwerken plaatsen. Op 26 december, na een belegering van negen dagen, brak hij de weerstand van de 120 soldaten van het keizerlijk-Spaanse garnizoen. De volgende dag nam hij bezit van de vesting (Gazette 1645, no. 5, ‘extraordinaire du XII janvier 1645: La prise du chasteau de Creutzenack, par l'armée du Roy sous la charge du Mareschal de Turenne, avec les articles de sa capitulation’).
-
voetnoot35
- Sultan Ibrahim reageerde verontwaardigd op het nieuws dat de Maltezer ridders zich meester hadden gemaakt van een van zijn mooiste galjoenen (nos. 7164 en 7201). Omdat de Venetianen de Maltezers een ankerplaats aan de zuidkust van Kreta hadden aangeboden, koelde de sultan zijn woede vooral op de Venetiaanse ‘bailo’ Giovanni Soranzo di Lorenzo en de Franse ambassadeur Jean de La Haye, sieur de Ventelay (Vantelet) (CSP Ven. 1643-1647, p. 170; Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 78-80, en ‘Brieven van den secretaris H. Cops’, in Kroniek HG 25(1869), p. 83-86).
|