In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 12 Decemb. 1644 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39k. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
-
voetnoot2
- Ruiters van de Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth verijdelden aanslagen van de Frans-Weimarse generaal-majoor Rheinhold von Rosen op Gernsheim (ten noorden van Mannheim) en de plaatsen Bensheim en Weinheim aan de ‘Bergstrasse’ (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149, en Gazette 1644, nos. 147, 150 en 153, dd. 10, 17 en 24 december 1644).
-
voetnoot3
- Hertog Karel IV van Lotharingen en de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, hadden hun schuilplaatsen aan de Moezel verlaten en trokken met 2 kanonnen, 2 mortieren en 7000 soldaten naar Bacharach aan de Rijn (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 638-639).
-
voetnoot4
- Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, verdedigde met een kleine troepenmacht enkele vooruitgeschoven posten aan de Rijn.
-
voetnoot5
- De Kroaten stonden onder de orders van Bernardino, graaf van Rebolledo, Spaans gouverneur van Frankenthal (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 398-400).
-
voetnoot6
- De Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, namen de verdedigingslinies van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne, ten zuiden van Neufchâteau) in ogenschouw.
-
voetnoot7
- De Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy hield rekening met een Hessisch-Zweedse intocht in Frankenland, maar zodra hij in de omgeving van Erbach, ten oosten van Bensheim, het nieuws vernam van de ‘Weimarse’ belegering van Gernsheim (supra, n. 2), maakte hij rechtsomkeert (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 638-639).
-
voetnoot8
- Op 26 november verscheen de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen, in het gezelschap van 300 ruiters, in Dresden (Saksen) voor beraad over zijn tocht langs de Elbe naar de kwartieren van Matthias, graaf Gallas, in de ‘Neustadt’ van Maagdenburg (Gazette 1644, nos. 149 en 152, dd. 17 en 24 december 1644).
-
voetnoot9
- De Picardische legerleider Jean, graaf van Gassion, daagde zijn wapenbroeder Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, uit tot een duel: ‘Mais il n'y eut point de combat, pour ne pouvoir s'accorder de l'espée ou du pistolet, et ils se séparèrent. L'on disoit que M. d'Elbeuf avoit eu ordre de venir, et Gassion de demeurer à Péronne’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 230 en p. 235-236, en Briefw. C. Huygens IV, p. 103).
-
voetnoot10
- Het besluit werd op 20 december 1644 bekendgemaakt: ‘Déclaration du Roy, donnée en faveur des officiers de son Grand Conseil. Vérifiée au Grand Conseil, Chambre des Comptes et Cour des Aydes de Paris’. De rekenmeesters kregen enkele weken later dezelfde koninklijke gunst: ‘Edit portant concession du privilège de noblesse, aux officiers de la Chambre des Comptes de Paris, leurs veuves et descendants; et confirmation de l'exemption des droits de lots et ventes, etc.’ (Catalogue général des livres imprimés de la Bibliothèque Nationale, Actes Royaux II, kol. 722-724).
-
voetnoot11
- De aankondiging dat Henri II de Bourbon, prins van Condé, een bezoek aan zijn gouvernement wilde brengen, kwam niet als een verrassing. In zijn nieuwsbrief van 3 december 1644 aan Nicolaes van Reigersberch (no. 7174) kondigde
Grotius de reis als volgt aan: ‘Mijnheer den prins ondertuschen gaet nae zijn gouvernement van Bourgogne om daer gelt te vinden, waervan hier groot gebreck is’.
-
voetnoot12
- Henri d'Orléans (1595-1663), hertog van Longueville, sinds 1619 gouverneur van Normandië, gehuwd met een dochter van de prins van Condé (no. 7070), had in april 1643, op voordracht van koning Lodewijk XIII († 14 mei 1643), de benoeming ontvangen van staatsraad en eerste gevolmachtigde ter vredesconferentie (no. 6207 (dl. XIV)). In verband met de belastingonlusten in zijn gouvernement moest de hertog zijn vertrek naar Munster telkens uitstellen (no. 6990 (dl. XV)).
-
voetnoot13
- Maarschalk Charles de La Porte (1602-1664), markies, later hertog van La Meilleraye, ‘grand maître de l'artillerie’, was door zijn oom Richelieu († 4 december 1642) voorgedragen voor de waardigheid van gouverneur van Bretagne. In het voorjaar van 1643 moest hij zich verdedigen tegen de aanspraken die César de Bourbon, hertog van Vendôme, het gelden op het gouvernement (no. 6198 (dl. XIV)). De animositeiten lie-
-
voetnoot13
- pen in september 1643 zo hoog op dat de regentesse besloot de rechten voor zichzelf te reserveren (no. 6419 (dl. XIV)). De markies nam tenslotte genoegen met ‘la lieutenance de roy en Bretagne’ (Tallemant des Réaux I, p. 324-332 en p. 1003-1008).
-
voetnoot14
- Het vorstelijk respect aan de nieuwe paus. Een beslissing wie de toenadering tot stand moest brengen, was nog niet gevallen.
-
voetnoot15
- César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin, bevelhebber van de Franse regimenten en compagnieën in het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye, gaf de voorkeur aan de voortzetting van zijn militaire loopbaan. De kardinaal aanvaardde zijn excuses en schonk hem een taak in Catalonië. Nadat hij op 28 mei 1645 de capitulatie van het Spaanse garnizoen van Rosas had afgedwongen, mocht hij de maarschalksstaf in ontvangst nemen (Mémoires du maréchal du Plessis, p. 204-209).
-
voetnoot16
- De Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), was teruggeroepen ‘avec injure’ en moest Rome onmiddellijk verlaten (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 151-152; Lettres Mazarin II, p. 98-105, en Mémoires de Fontenay-Mareuil II, p. 316-317).
-
voetnoot17
- De missie naar het pauselijke hof viel toe aan de Normandische edelman Nicolas Bretel, heer van Grémonville, intendant van het Franse leger in Italië (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39-41).
-
voetnoot18
- Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, had zijn inspectiereis naar Alessandria en de Spaanse kwartieren bij Finale Ligure afgesloten. Op de terugweg bezichtigde hij de forten die zijn cavaleristen in de Lomellina hadden betrokken (Gazette 1644, no. 150, dd. 17 december 1644).
-
voetnoot19
- De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had bericht ontvangen dat hij plaats moest maken voor Henri de Lorraine, graaf van Harcourt. Hij verliet de Catalaanse hoofdstad op 7 december (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 228, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 268-269).
-
voetnoot20
- Zie no. 7188: ‘Tanges in Roussillon’. Vermoedelijk wordt hier gedoeld op vijandelijkheden in de omgeving van Tremp en Talarn (ten zuidwesten van Seo de Urgel) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 290, en Gazette 1644, no. 150, dd. 17 december 1644).
-
voetnoot21
- De Napolitaan Carlo Andrea Caracciolo (1584-1646), markies van Torrecuso, bevelhebber in het Spaanse leger, sinds 1644 militair gouverneur van Badajoz, bracht een troepenmacht bijeen voor een
aanslag op Elvas (DBI XIX, p. 321-328, en Gazette 1645, no. 7, dd. 14 januari 1645).
-
voetnoot22
- Paus Innocentius X maakte op 14 november twee kardinaalsverheffingen bekend. De begunstigden waren zijn neef Camillo Pamfili en de ‘general de la mar’ Giovanni (Gian) Carlo de' Medici. In de loop van 1645 bereikte de paus met de promotie van Domenico Cecchini en Francesco Maria Farnese en de benoeming van zeven nieuwe kandidaten het beoogde aantal van negen kardinalen (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 27-28).
-
voetnoot23
- De prefect Taddeo Barberini had zich aan de vooravond van de pauskroning (4 oktober) teruggetrokken in zijn zomerpaleis te Palestrina: ‘pour éviter la contestation avec les Ambassadeurs des testes couronnées, ausquels il prétendoit disputer la préseance dans cette cérémonie’ (Gazette 1644, nos. 135 en 138, dd. 5 en 12 november 1644).
-
voetnoot24
- Het graafschap Neuchâtel (Neuenburg) kwam in 1504 in het bezit van het huis Orléans-Longueville. In 1579 bracht Marie de Bourbon, weduwe van Léonor d'Orléans († 1573), een vereniging tot stand met de heerlijkheid Valangin. Haar kleinzoon, Henri (II), hertog van Longueville (supra, n. 12), maakte in 1617 zijn entree als souverein graaf van Neuchâtel (Historisch-Biographisches Lexikon der Schweiz V, p. 251-256, en Europäische Stammtafeln, Neue Folge III-2, Tafel 310-311).
-
voetnoot25
- De neven van paus Urbanus VIII (Maffeo Barberini) toonden inderdaad belangstelling voor het graafschap. Zij bereikten echter geen overeenstemming over de koopsom (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 78).
-
voetnoot26
- Op 5 december werd in de Notre-Dame te Parijs een dienst gehouden ter nagedachtenis van Isabella (Elisabeth) de Bourbon (1602-† 6 oktober 1644), koningin van Spanje (Gazette 1644, no. 148, ‘extraordinaire’ dd. 16 december 1644: ‘Le service solemnel fait à Nostre-Dame pour la Reine d'Espagne’). Anne-Marie-Louise, hertogin van Montpensier, dochter van Gaston, hertog van Orléans (‘Monsieur’), maakte haar opwachting in het gezelschap van twee edellieden die haar sleep droegen (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 232-237; Mémoires de madame de Motteville II, p. 121-125).
-
voetnoot27
- In zijn brief aan kanselier Axel Oxenstierna (no. 7201) brengt Grotius het verhaal vollediger. Wellicht moet na ‘gelijck de dochtren doen van Vrancrijck’ gelezen worden: ‘is gestilt ende den hertogh van Anguien heeft met beleefdheit den hertogh van Orleans gecontenteert’.
-
voetnoot28
- De leden van het huis Bourbon-Condé namen aanstoot aan de pretenties van ‘Mademoiselle’ en drongen aan op de tussenkomst van de regentesse Anna van Oostenrijk, die op haar beurt een beroep deed op de goede diensten van maarschalk Antoine III de Gramont, graaf van Guiche. Op vrijdag, 16 december, kon de Parijse raadsheer Olivier Lefèvre d'Ormesson (supra, n. 26) goed nieuws uit het paleis ‘le Luxembourg’ (de residentie van de hertog van Orléans) melden:
‘que l'affaire estoit accommodée par les entremises du maréchal de Grammont, qui avoit porté les paroles de part et d'autre, et que le duc d'Anguien en avoit esté faire ses excuses à Monsieur dans Luxembourg, et l'avoit abordé avec grandes soumissions, et que Monsieur à peine luy avoit osté son chapeau’.
-
voetnoot29
- De jonge dochter van 's konings broeder stond in de jaren 1637-1638 in hoog aanzien aan het hof. Na de geboorte van de ‘dauphin’ (Lodewijk XIV) gaf Richelieu haar de raad een eigen hofhouding op te zetten (Mémoires de mademoiselle de Montpensier I, p. 377-379 en p. 398-401).
-
voetnoot30
- Zie no. 7188, n. 31. Een conferentie te Frauenfeld (8 november-2 december) bracht niet de gewenste oplossing. Het kanton Zürich weigerde in de strijd over de afbraak van de Adelheidskapel van Uttwil en de inwijding van een altaar in de kerk van Lustdorf (Thurgau) toe te geven aan de verlangens van de kantons Luzern, Uri, Schwyz, Unterwalden, Zug en Glarus. (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1332-1333 en p. 1341, en V 2 2, p. 1579-1583; Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 46-47, en Gazette 1644, no. 153, 24 december 1644).
-
voetnoot31
- Koning Philips IV had de veldheer in december 1643 tot de orde toegelaten (Doc. Boh. VII, p. 54 no. 115). De Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini zal op St. Andries-dag (30 november) bezit hebben genomen van zijn plaats in de kapittel-vergadering van de ridders van het Gulden Vlies.
-
voetnoot32
- Het ontzet van het kasteel Basing (nabij Basingbroke). De koninklijken braken door de verdedigingslinies. Op 16/26 november gaf het Parlement aan Edward Montague, graaf van Manchester, opdracht om het leger van sir William Waller bijstand te verlenen. In de verwarring kwam de hulp te laat. Op 22 november/2 december was de strijd in het voordeel van koning Karel I beslist (CSP Ven. 1643-1647, p. 156-159; CSP Dom. 1644-1645, p. 128-129, p. 133, p. 135 en p. 139, en Briefw. C. Huygens IV, p. 100).
-
voetnoot33
- Oliver Cromwell (1599-1658), luitenant-generaal in het leger van de graaf van Manchester (supra, n. 32), keerde zich tegen zijn bevelhebber en stelde hem verantwoordelijk voor de nederlagen te Newbury (27 oktober/6 november), Donnington Castle en Basing (DNB XIII, p. 155-192; The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 297; CSP Ven. 1643-1647, p. 157 en p. 161-162, en Briefw. C. Huygens IV, p. 93 en p. 102).
-
voetnoot34
- Het Parlement gelastte een onderzoek naar het optreden van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, Edward Montague, graaf van Manchester, en sir William Waller in de recente veldslagen (CSP Ven. 1643-1647, p. 159; CSP Dom. 1644-1645, p. 139 en p. 143-144, en Gazette 1644, no. 150, dd. 17 december 1644).
-
voetnoot35
- Koning Karel I nam ‘The humble desires and propositions’ op 24 november/4 december in ontvangst. Drie dagen later overhandigde hij de ‘commissioners for peace’ een brief waarin hij de hoop uitsprak: ‘that God will so work upon the hearts of all persons concerned, that even this application, such as it is, upon further thought and consideration, may produce some good effects ...’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 309-312, en CSP Ven. 1643-1647, p. 157-161).
-
voetnoot36
- Het Lagerhuis aanvaardde eind november een ‘ordinance for the attainder of Archbishop Laud’. In een brief aan de hofsecretaris Constantijn Huygens, dd. 9 december 1644, gaf de Staatse extraordinarius ambassadeur Johan van Reede van Renswoude uiting aan zijn bezorgdheid: ‘De condemnatie van 't laegerhuijs, gearresteert over den bisschop van Cantelberg, is aen de Lords gesonden; die vinden swaericheijt een man te condemneren, volgens een wett, die nu eerst in sijn regard soude werden gemaekt, doch de prentises ende waeterluyden, meind men, dat de Lords daertoe wel sullen bewegen’ (Brief. C. Huygens IV, p. 102-103).
-
voetnoot37
- Het Parlement reageerde verdeeld op een verzoek van de inwoners van Kent om assistentie van het Schotse expeditieleger (CSP Ven. 1643-1647, p. 157 en p. 160, en Briefw. C. Huygens IV, p. 100).
-
voetnoot38
-
Supra, n. 32. In het noorden stootte Ferdinando
Fairfax, de parlementsgezinde gouverneur van York, op felle tegenstand van de koninklijke garnizoenssoldaten in Scarborough, Knaresborough en Pontefract. In de zomer van 1645 moesten de koninklijken de strijd opgeven (CSP Dom. 1645-1647, p. 70-71).
-
voetnoot39
- Hertog Maximiliaan I van Beieren beschikte over een legermacht van 15000 soldaten (Doc. Boh. VII, p. 161 no. 473). In de Gazette 1644, no. 149, dd. 17 december 1644, verscheen het bericht dat de keizerlijke vicekanselier Ferdinand Sigmund (1592-1659), graaf Kur(t)z von Senftenau (Doc. Boh. VII, p. 150 no. 436 en p. 155 no. 450), in München afspraken had gemaakt over een grotere Beierse bijdrage aan de strijd van de keizerlijken tegen de Zweden.
-
voetnoot40
-
Supra, n. 8. De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen wachtten in Zwickau op de komst van Saksische versterkingen.
-
voetnoot41
- De keizerlijke legerleider Johann, graaf van Götz(en), veroverde Lednické Rovne (ten zuidoosten van Valašské Klobouky). Een tegenslag voor de Zevenburgse vorst György I Rákóczi, die juist het plan had opgevat om het Zweedse garnizoen te Olomouc te verlossen van een omsingeling door troepen van de keizerlijke kolonel Ladislav Burian, graaf van Valdštejn (Gazette 1644, no. 149, dd. 17 december 1644).
-
voetnoot42
- Het huwelijk van Niccolò Ludovisi, prins van Piombino, met Costanza, dochter van Pamfilio Pamfili en Olimpia Maidalchini, zou op 21 december 1644 door paus Innocentius X in de Sixtijnse kapel worden ingezegend (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 28, en Gazette 1644, no. 150, dd. 17 december 1644).
-
voetnoot43
- Prins Tommaso Francesco van Savoye had de soldaten van het Frans-Savoyaardse leger kwartieren aangewezen in de Langhe (ten zuiden van Nizza Monferrato).
-
voetnoot44
-
Supra, n. 18. Gedoeld zal worden op de Milanese lenen van de familie Dal Verme in de omgeving van Voghera (DBI XXXII, p. 276).
|