Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2985. 1637 [maart] 7. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, Ick had uE. bryeff van den IX februaryGa naar voetnoot5 al op den ordinarissen dagh beantwoordtGa naar voetnoot6, als ick den uwe van de IIGa naar voetnoot7 ontfang, soo aen mij als dye aen mijn huysvrouwGa naar voetnoot8. | |
Het jargon gemaeckt uyt oude Sweedsche naemen, daerin is BeriaGa naar voetnoot1, HumelusGa naar voetnoot2 etc. can ick onder uwe papieren nyet vinden. Bidde uE. een ander te maecken nemende de naemen uyt eenige historie ende mij met den eerste 't selve over te senden. Men seyt mij, dat nu de fregat gereguleerdt is ende seeckerder dan de wegh over Engelant. De papieren van mijnheer den prinsGa naar voetnoot3 verwacht ick. Ick verstae, dat oock geordonneert is, dat de ambassadeurs eerst aen sijn hoocheyt tanquam πϱόβουλοι een rapport sullen doen. Mijn schrijven aen GraswinckelGa naar voetnoot4 dunckt mij wel gefundeert ende meene hem nyet anders te antwoorden. Maar soo EngelantGa naar voetnoot5 met VrankrijckGa naar voetnoot6 aenspant ende, gelijck men hyer hoopt, wat doet voor [het] palatinaetGa naar voetnoot7, sal dye questie apparentelijck bijgeleght werden. 't Is waer, dat SwedenGa naar voetnoot8 bij [den] keyserGa naar voetnoot9 tot pacification apertGa naar voetnoot10 werdt versocht, maer heeft GrotiusGa naar voetnoot11 last te verclaeren, dat het is om te hoorenGa naar voetnoot12 ende daer uyt te oordeelen nyet om yet te doen sonder conynck van VrancrijckGa naar voetnoot13. Ick heb van de neutraliteit concepten gesien, die niet verre van den andere en loopen ende dat van MeursGa naar voetnoot14 soude keyserGa naar voetnoot15 niet costen. Hier (?) heeft men vrees voor dat van den neutraliteit, alsoo men oordeelt, dat het apparentie heeft. Maer wat wil dat seggen, dat uE. luiden willen weten van den man van VrancrijckGa naar voetnoot16 aldaer wat haer desseing is in Duitschlant. | |
Hartoch BarentGa naar voetnoot1 arbeit hier stadigh. Vreest lang opgehouden te werden, niet sonder reden. GeltGa naar voetnoot2 is hier quaedt te vinden. [De] conynck van VranckerijckGa naar voetnoot3 gaet nae RouanGa naar voetnoot4 om 't parlementGa naar voetnoot5 te castijden vanwegen 't verbot tot haer gedaen tegen 't gebot van leningGa naar voetnoot6. Eenige sullen apparentelijck gerelegeert werden. Selve sal uE. raed volgen nopende ValeriusGa naar voetnoot7 ende AelianusGa naar voetnoot8. Ick blijf van opinie den oudste soonGa naar voetnoot9 van ConstansGa naar voetnoot10 bij Aelianus te laeten zijn om werck te hebben ende de saecken soo van SwedenGa naar voetnoot11 als van HollantGa naar voetnoot12 te leeren. 't Fatsoen sal hij door uE. ende anderer vrunden ommegang crijgen. Tot een ledichganger wil ick hem niet houden. Van den derdenGa naar voetnoot13 stae noch wat in bedencken ende sal uE. adviseren. Wilt bij provisie mijnheer WijtsGa naar voetnoot14 seer bedancken van mijnentwege ende mijnen dienst presenteren. Nopende RotterdamGa naar voetnoot15 gelieve uE. mijne laeste ordre te volgen, alsoo ick sie, dat wij anders tijd sullen verliesen. Ick en twijffele niet off den princeGa naar voetnoot16 van OrangeGa naar voetnoot17 sal de aenbieding van den adelGa naar voetnoot18 aennemen aliaque honorum multiplicata aut novaGa naar voetnoot19. | |
Op de vrage quatenusGa naar voetnoot1 heb ick uE. voor desenGa naar voetnoot2 geantwoordt. 't Is mij lief, dat den heer HogendorpGa naar voetnoot3 onser ten goede gedachtich is. Wilt sijne gestr. onse gebiedenisse doen. 't Loopen van 't Oostindisch schip nae BrouwershavenGa naar voetnoot4 toont dat de saecken van den compagnie met Engelant noch niet wel en staen. Ick dancke uE. van het devoir bij uE. gedaen in de saecke van ons gelt. PeterGa naar voetnoot5 sal ick hier ontbieden, soo haest ick op den jongste sal hebben geresolveert. De Heer van OosterwijckGa naar voetnoot6 heeft mij gisteren de visyte weder gegeven. Soude garen mijne historie (?) hebben, maer het en is mijne meeninge niet. 't Schijnt hij last heeft mij in 't gunt het publyck aengaet te respecteren als ambassadeur, maer in mijn particulier mij geen eer aen te doen. Wilt daer nae vernemen. 't Can sijn dat dat niet publyckelijck en is geresolveert maer geadviseert bij MusGa naar voetnoot7 off ArsensGa naar voetnoot8. Ick en sal by hem niet weder gaen eer ick van uE. daervan wel sal sijn onderrecht. Hij self seide eenige ordre te hebbenGa naar voetnoot9. Misschien comt die ordre van CalaberGa naar voetnoot10, die mij niet veel goeds en wil, soo veel ick can mercken. In Italië is aen de Spaensche zijde gelt, aen de Franche niet. Men belooft den hertogh van SavoyeGa naar voetnoot11 den titel, daer hij lang nae gestaen heeft, van altesse royale. 't Huwelijck van monsieurGa naar voetnoot12 is niet absoluit geconsenteert, maer mids dat het werde gesolemniseerd naer de coustumen van Vrancrijck, ende in de acten van het parlement is gestelt het woordt, dat den conincGa naar voetnoot13 wel gebruict, maer gecorrigeert had, qu'il estoit forcé de le consentir: alle open gaeten om weder daeruit te [v](?)aeren, als men sal willen. Wat den graef van SoissonsGa naar voetnoot14 aen monsieur ende op de declaratie van den coningGa naar voetnoot15 heeft geschreven sal uE. sien bij mijnheer SpierinckGa naar voetnoot16. Een monick, HilarionGa naar voetnoot17 genaemt, is nae hem toe: men meent door een huwelijckGa naar voetnoot18 voorslagen te vinden tot accommodatie. Men vreest voor een inval van de Spaensche bij Rochelle. Ebredstein is in noot. Men doet hier wat men can om Sweden in nieuw verbont te trecken. Den coning gaet nae Rouaen om een exempel te statueren tegen de ongehoorsaemheit van het parlement, 't welck verbot gedaen heeft à peine de vie van in 't werck te stellen 's conincx gebotGa naar voetnoot19 van de leningen over steden ende dorpen. Den coning | |
seit, dat in de autoriteit gedeelt. Sij seggen selve gedaen te hebben om de tumulten te[gen te] gaen in een tijdt daer men vreesde remuementen van monsieur ende den graef van Soissons. Den 7 mey 1637.
Ue. sal wel doen sijn brieven voortaen aen S.r HeufdGa naar voetnoot1 ofte OlivierGa naar voetnoot2 door de fregatte te laeten gaen. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 7 Mey 1637. |
|