Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2850. 1636 november 21. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Nae lang verwachten sijn uE. brieven van den 21 Oct. ende 2 Nov.Ga naar voetnoot3 ons ter selven tijdt, te weten den 17 Nov., gewerden. Ick recommandere uE. op 't hoogste, dat de saecke van RotterdamGa naar voetnoot4 werde afgemaect, gecompromitteert ofte in justitie getrocken sonder uitstel om veele redenen, ende dat ick magh becomen alles, dat in het coffer is tot mijnheer BasiusGa naar voetnoot5. God sij gelooft, dat moederGa naar voetnoot6 beter is; willen oock sulcx hoopen van Jacob ReigersbergGa naar voetnoot7. 't Huwelijck van Mijnheer BeaumontGa naar voetnoot8 met de weduwe van Neef T ...Ga naar voetnoot9 hoop ick de vrundschap te naerder sal knoopen. Dit is goed, dat het schip van SuratGa naar voetnoot10 geen nieuwe questie en maeckt. Van den haering waer hooch te wenschen, dat mede waer geaccommodeert, waertoe ick, hoewel sonder danck, niet en laet mede te arbeiden. 't Schijnt uE. meende ons broeder den reeckenmeesterGa naar voetnoot11 mede soude schrijven, maer hebben van hem niet ontfangen. Wat in YatsGa naar voetnoot12 gerequireert werdt, wilde ick wel weten. Ick bid uE. oock mij te laeten weten, wie gesimonideertGa naar voetnoot13 sijn van VindexGa naar voetnoot14, wie haer hebben daervan onthouden. De LatouwenGa naar voetnoot15 seggen met de LeliënGa naar voetnoot16 gehandelt te hebben. De leliën ontkennen het ende nement qualijck. | |
't Uitgaen van 900 man te voet, vier compagnie te paerd uit de Corbie, een plaets wel gefortif iceert sijnde, de contrescarpe sterck ende ongeraect, niet geattaqueert dan aen de buitenwercken, ende dat alleen met ses stucken geschut, sonder gebreck van iet nootsaeckelijck, geeft discoursen, te meer, alsoo die daer uitgegaen sijn, geseit hebben, dat men de oorsaeck haest sal sien. Soo den sargeant-maioorGa naar voetnoot1, die het commandement hadde aen dese sijde, niet en blijft, sal een teecken sijn, dat het met gelt niet en is geschiet ende oversulcx de suspicie loopen op eenige secrete handeling met den cardinael-infantGa naar voetnoot2. Staet te letten, off CimonGa naar voetnoot3 SophiGa naar voetnoot4 ende den landgraefGa naar voetnoot5 niet en behooren te letten op haere saecken, ende handelenGa naar voetnoot6, soodat voor de Latouwen plaets open blijft om daernae iet generaels te maecken. Want het beleit van de saecken, dat men geeft aen den man van deGa naar voetnoot7 RijsGa naar voetnoot8, can de (?) drie niet als schadelijk sijn. Wat cours AlexanderGa naar voetnoot9 sal nemen, staet seer te letten. In Schotlant geschieden lichtingen voor XenocratesGa naar voetnoot10. Wilt mij laeten weten, off daer eenige soonen sijn van joncker Jan van Egmont, in sijn leven bailiu van Voorn, ofte ander wettelijck mansoir van dien naam. Eenige souden wel meenen dat LatouGa naar voetnoot11 siolsoude uittrecken uit PindarusGa naar voetnoot12 met TulipaGa naar voetnoot13 ende haer alleen tegen HannibalGa naar voetnoot14 stellen. De verandering, die Vindex doet in het tractaet met CimonGa naar voetnoot15, schijnt daerop te loopen. Ick verstae den sargiant-maioor van Corbie is gegaen nae Vlaenderen. Den heer landgraef, soo ick uit sijn raedsheerGa naar voetnoot16, die uit Hollant comt, verstae, ontfangt 200m rijcxd. op een nieuw tractaet, het eerste niet sijnde gehouden. Waer GalasGa naar voetnoot17 nu is, weten niet wel; de Gazette laet hem den 12 deser à Corsien le haut. Die uit het leger van den coningGa naar voetnoot18 seggen, dat in 't marcheren ontrent 27m van den vijanden getelt sijn. Den hertogh van ValetteGa naar voetnoot19 heeft 16m man bijeen ontrent Baijonne. | |
De Engelsche ambassadeursGa naar voetnoot1 hebben noch vandage met 's coninx ministres geconfereert. SaucourGa naar voetnoot2, niettegenstaende alle faveur, is getracteert als andere defaillanten ende 18m gl. op sijn lijf gestelt. Men meent mons.r d'AvauxGa naar voetnoot3, alsoo Saucour zijn swager is, dese occasie sal nemen om hem van de ambassade nae Colen te excuseren. Den graef van PorlishGa naar voetnoot4 doet in Schotlant lichtinge voor Sweden. De luiden alhier meenen, dat de geallieerden behooren haere interesten in des conincx handen te stellen, maer ick segh rechtuit, dat sulcx is tegen de reputatie ende oversulcx buiten apparentie. Off Sweden op de bijeencomste te Colen behoort te senden, is bedenckelijck. Dusverre geschreven hebbende, ontfang ick praepostero ordine de uwen van den elfdeGa naar voetnoot5 ende 13 OctobrisGa naar voetnoot6. Ick mercke daeruit met leedwesen, dat de saecken van Brasyl noch seer los staen ende dat mijn heer den landgraef wel groote hulpe van doen heeft. Hij heeft van Vrancrijck ontfangen 200m rijcxdalers, gelijck mij sijnen raedsheer seit, die hier gecomen is, verhaelt. Men practizeert hier op nieuwe middelen, maer men dorft de patiëntie van het volck niet wel tenteren, alsoo in Guyenne de tumults van de escrocquans sich weder verheft. 't Is mij lief uE. mij instrueert tot justificatie van NeefGa naar voetnoot7. Ick bid uE. te letten op eenige voorslagen, die ick gedaen heb Craienburg aengaende. Twijffelt niet, off EusebiusGa naar voetnoot8 sal alle handeling van StesichorusGa naar voetnoot9 doen duiren, wetende dat sijne seeckerheit bij Pindarus bestaet. Want daer sijn te veel arbeiders te proponeren, die hem tegengaen, eer men can uit Pindarus geraecken. Te Regensborg sijn van alle de churfurstenGa naar voetnoot10 credentiebrieven overgelevert, om tot verkiesing van een Roomsch Coning te procederen, 't welck men meent eerstdaegs sal geschieden. Daer blijft een agent van EngelantGa naar voetnoot11. Don Francisco de MeloGa naar voetnoot12 ende den cancelier van MilanGa naar voetnoot13 sijnde van de commissarissen tot de paix sijn op de wegh nae Colen. Men geeft hier uit, dat Galas sesduisent man verloren heeft. 't En is geen tweeduisent op veel nae. In de conferentie van gisteren, soo ick nu seeckerlijck verstae, hebben d'Engelsche ambassadeurs niet anders gedaen dan een schriftelijck antwoord ingegeven op een proiect van tractaet uit Vrancrijck in Engelant gesonden. | |
Wij sullen hier moeite in Vrancrijck hebben. 's Conincx broederGa naar voetnoot1 is hier schielijck gecomen, heeft gesproocken met den graef van SoissonGa naar voetnoot2; sijn gisterenavont beide vertrocken: men weet niet, waerheen. Men meent nae Guyenne, alwaer den hertogh van EspernonGa naar voetnoot3, mede gemiscontenteert sijnde, volck heeft ende Blaye in handen is van S.t SimonGa naar voetnoot4, die onlancx is gedisgratieert. Haer desseings gaen tegen den cardinaelGa naar voetnoot5. Maer Vrancrijck aen drie zijde van de vijanden geattaqueert sijnde, soude dese moeiten wel connen ontberen. 't Staet de vrese, dat dit retardement sal brengen in de gemeene saecke. Onder andere clachten, die den graef van Soissons heeft tegen den cardinael is dese, dat den cardinael sijn compagnie des guardes voor die van den graef heeft willen doen marcheren, waertegen den graef hem opentlijck heeft gestelt. UE. dient niet eenen brief meer te senden voor mij aen Cimons volck. Sij werden mij te laet gegeven ende sijn oversulcx onnut. Omdat Olivier bekent is bij ons gebruict te worden, sult mogen bijwijlen 't opschrift maecken aen Frarin( ?) ofte SurendoncGa naar voetnoot6. Den 21Ga naar voetnoot7 Nov. 1636.
D'heer van OosterwijckGa naar voetnoot8 wort hier dagelijcx verwacht. Wij verstaen nu, dat Galas nae Duitschlant ende in de Comté eene comte MartinoGa naar voetnoot9 heeft gelaeten. | |
In margine schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 20 Nov. 1636 wt Paris. |
|