Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2575. 1636 mei 1. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot8.Mijn Heer, Het is moeielijck, dat wij dicmael door gebreck van wint ofte andere gelegentheit soo lang sijn sonder tijdingen. Ende dan comen de pacquetten sooveel over hoop ende soo nae op den tijdt, dat de bode moet vertrecken, dat het quaelijck mogelijck is die te beantwoorden. Gelijck ick gisterenavont laet vijf van uwer E. brievenGa naar voetnoot9 door verscheide personen ontfang, met veele particulariteiten, waervan ick uE. seer bedanck. Ick sal op de principale poincten eerst antwoorden. | |
Ick verlang te sien, wat CesarGa naar voetnoot1 doen sal. Wij moeten eens resolveren. Ick hoop, FabiusGa naar voetnoot2 ons in de gerechticheit sal voorstaen. Dat het AelianusGa naar voetnoot3 wel gaet, is mij lief, ende dat hij van JustinusGa naar voetnoot4 wel gevoelt. Ick meen soo ValeriusGa naar voetnoot5 wat waer over gecomen, hij die plaets voor sich soude hebben gehouden ende 'tgunt hij geseit heeft aen IrenaeusGa naar voetnoot6, maer tentandi causa is geschiet. Valerius beterGa naar voetnoot7 sijnde, meen ick, dat discours ophout. Soo daerin wert gecontinueert, segt, dat Constans' geselGa naar voetnoot8 bereit is te gaen, alwaer het XenocratesGa naar voetnoot9 voor SophiGa naar voetnoot10 best sal vinden, ende wel weet, als ThucycidesGa naar voetnoot11 hem bij CimonGa naar voetnoot12 nut achte, dat hij dan wel maecken soude, dat het met volle eere geschiede. Ick heb ontfangen 'tgunt met Vindex' manGa naar voetnoot13 bij VespasianusGa naar voetnoot14 is gehandelt, waerin is, dat men ten wedersijde met de gesantenGa naar voetnoot15 alles oprecht sal communiceren. Hierop hoop ick eerstdaegs EusebiusGa naar voetnoot16 te spreecken. Wat aengaet de twee concepten van bonden in Sweden tot culture te brengenGa naar voetnoot17: die uE. daervan gesproocken hebben, mogen weten, dat ick garen deselve sal oversenden met recommendatie aen mijnheer de rijcxcancellier, wanneer sij sulcx goedvinden. Maer alsoo de manier van den heer rijcxcancellier is in sulcke dingen 't advys te hooren van mijnheer Spierinck, staet bedencken, off niet vooral nodigh sal sijn hem mede te prepareren, immers de traverse te vermijden. Wat BrezéGa naar voetnoot18 aengaet, daer sijn dissentiën over lange geweest in Eusebius' huis. Hij was van de eene partie met ServienGa naar voetnoot19; van d'ander MillereeGa naar voetnoot20, Com- | |
baletGa naar voetnoot1 ende anderen. Hier is bij gecomen, dat hij over 'tgunt bij Mustafa BasseGa naar voetnoot2 is gepasseert BulionGa naar voetnoot3 beschuldigde, dese weder hem. Hij is te SaumurGa naar voetnoot4. Werdt gearbeit tot herstelling. Tijding hebben wij niet sonderling. Den hertogh van WeimarGa naar voetnoot5 vertreckt een Maenendagh, soo hij seit, met wat geld, veel hoop. Den hertogh van RohanGa naar voetnoot6 versoect sijne demissie, omdat een goed secours, dat hem belooft was, op een ander is gediverteert. Doch men hout hem daer ende seit, dat men hem wat volcx sal geven. Bij gebreck, soo van volck als van artillerie, heeft hij onlancx tusschen de Lac de Como ende de Lac de Mezano sijnde gepasseert niet anders connen doen dan dorpen branden ende beroven. Hij en heeft boven de besettinge geen 3000 man. Parma hout men nu buiten peryckel, alsoo den hertogh van ModeneGa naar voetnoot7 uit die querelle scheit; sullen evenwel den staet van Milanen assisteren, gelijck hij uit confederatie schuldigh is, gelijck den hertogh van ToscaneGa naar voetnoot8 Plaisance, alwaer de hertoginne van ParmeGa naar voetnoot9 selve is, heeft middel om eenige maenden te houden. De geconfedereerden in die quartieren blijven oneens ende men meent SavoyeGa naar voetnoot10 niet en soect dan met fortificatie van Bremo sich tegen MantuaGa naar voetnoot11 te stercken ende niet veel te doen voor het gemeen. Die van de religie blijven gebannen uit de Valteline, waerover de protestanten, soo Switsers als Grisons, t'onvrede sijn. 't Gunt van die van Delft hebben gedetineert nopende Delfshaven, is in poletycke reden gefundeert ende conform de oude coustumen et canoni XVII universalis concilii chalcedonensisGa naar voetnoot12 τοῖς πολιτιϰοῖς, ϰαὶ δημοσίοις τύποις, ϰαὶ τῶν ἐϰϰλησιαστιϰῶν παϱοιϰιῶν ἡ τάξις ἀϰολουϑείτωGa naar voetnoot13. De predicanten, die haer tegen soodaenige ordonnantiën van de overheit stellen, toonen, dat sij factieux sijn. Ick houde, dat ManliusGa naar voetnoot14 sijne principale intentie niet connende becomen sal soecken hier te blijven buiten sijne schade. | |
Van de heere BaniersGa naar voetnoot1 nieuwe victorie over de Saxensche sal ick nu niet schrijven, alsoo uE. de tijdinge nu al sal hebben. Den resident van Vrancrijck bij den keiserGa naar voetnoot2 is belast te vertrecken. Heeft geantwoordt eerst advys daervan te moeten geven in Vrancrijck ende middelertijdt oft het huis te sullen houden ofte uit te gaen, soo men het goed vind. Vindex' manGa naar voetnoot3 bij Thucydides, wil gans niet comen tot verclaering tegens HannibalGa naar voetnoot4, 'twelck Xenocrates mishaegt ende bedencken geeft. Ick danck uE. voor de sorge van onse CrayenborgGa naar voetnoot5. In mijnen tijd plagen veele edelluyden het quartiermeesterschap te bedienen. Siet, oft daer eenige andere qualiteit is, die met sijne leeringe overeencomt et in quo industriam suam possit ostendere gebruickende oock het advys van de heer WytsGa naar voetnoot6 ende van den BoschGa naar voetnoot7. Wij sullen ons best doen om hem te fatsoeneren, wapenen te leeren gebruicken ende Fransch te spreecken. De qualiteit van quartiermeester, als die waer geëstimeert als die plagh te sijn, soude ons soon nutter sijn, om daernae hooger te climmen in den Sweedschen dienst. Let, off eenig eerlijck employ can sijn ontrent de artillerie off iet andersGa naar voetnoot8. Aengaende de stad Luick: mij dunct, dat de Staten-Generael behooren de protectie aen te nemen den coning van VrancrijckGa naar voetnoot9 guarand blijvende voor de conservatie van de religie. UE. gelieve de tijdingen, die nu niet veel en sijn, met mijnheer Spierinck te communiceren, aen wien schrijvende, ick mij tot uE. sal refereren. Wilt sien, oft het niet en is GracchusGa naar voetnoot10, die aen ZosimusGa naar voetnoot11 seit, 'tgunt hij van IrenaeusGa naar voetnoot12 hoort. Di nos pilas homines habent jam pridemGa naar voetnoot13. Graef Jacob van HanouGa naar voetnoot14 is hier seer qualijck tevrede op Zosimus. Vaert wel; den eerste Mey 1636.
Ick sende uE. copye van een brief, dien ick geschreven heb aen d'heer SkytteGa naar voetnoot15. Tibi sit.
Op den brief aen mijnheer Spierinck, wilt de tytelen stellen, gelijck hij die daer gebruickt ende mij deselve doen weten.
Soo mijnheer Spierinck iemant mochte van doen hebben, die Latijn ende | |
Fransch can, mocht sien, oft Peter de GrootGa naar voetnoot1 hem dienst soude connen doen ende evenwel sijne studie continueren ende te hove gaen. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den I Mey 1636 tot Paris. |
|