Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2547. 1636 april 10. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot10.Mijn Heere, Hiernevens gaen twee conceptenGa naar voetnoot11, het eene geautentiseert, sulckx het in den iare 1629 tusschen den heer marechal ValkenburchGa naar voetnoot12 ende eenyge van dese provintie op het welgevallen van sijn M.teyt van SwedenGa naar voetnoot13 was gearresteert ende geteyckent, aen de agreatie van hetwelcke oock bij de heer Valkenburch, naer ick van goeder hant ben onderricht, in het minste niet en wert getwijfelt; dan hebben de eerste aenleyders van dat werk tsedert de doot van de gemelte heere Valkenburch, die als gouverneur in Maechdenburch is gebleven, geen voorder vervolch van haer dessein gedaen. Warom eenyge andere aensienelijcke persoonen in | |
bedeincken hebben genomen hetselve te examineren ende genegen sijnde hetselve paucis mutatis selffs bij der hant te nemen hebben gewacht op bequamer tijt ende gelegentheyt van haer voornemen bekent te maecken. Ende alsoo sij oordeelden, den tijt nu niet onbequaem en was om hare goede intentie de coninginneGa naar voetnoot1 ende croone Sweden te doen verstaen, ende dat sulckx niet beter soude connen werden gedaen als bij yemant, die de qualiteyten ende gelegentheyt van degene, die haer daertoe presenteren, sijn bekent, soo hebben de heeren burgemeesters BeaumontGa naar voetnoot2 ende OetgesGa naar voetnoot3, iegenwoordych Gecommitteerde Raden in Hollant, den eenen vanwegen de stat Dordrecht, den anderen van Amsterdam, beyde seer considerabel in desen staet ende die in de importantste ende wichtychste affaires meest werden gebruyckt, mij voorgehouden, off uEd. difficulteyt soude maecken om wt haren name, die dit werck principalijck concerneert, het tweede concept, dat niet is geautentiseert, met sijne Ex.tie den heer rijxcancelierGa naar voetnoot4 met favorabel voorschrijven te communiceren, opdat door beleyt van gemelte heer rijxcancelier octroy van de coninginne ende croone Sweden tot soo dienstelijcken voornemen soude mogen werden vercregen. Desen voorslach mij werdende gedaen van twee uwe ende mijne confidente vrienden, gelijck sij bij alle occurentiën hebben getoont ende garen tonen souden, heb ick aengenomen, considererende, dat uEd. deselve seconderende gesamentlijck de croone Sweden ende personen van die meriten, uEd. sooseer geaffectionneert, soude connen dienen. Sende darom beyde de gemelte concepten hiernevens, met ernstych versouck, dat uEd. gelieve sonder (tijt)verlies deselve met sulck voorschrijven, als uEd. sal oordeelen daertoe meest dienstych te wesen, sijn Ex.tie den heer rijxcancelier toe te laten commen ende voorts den heren Beaumont ende Oetges soodanyge antwoorde gewerden, als uEd. daervan sal connen becomen, opdat de heeren, die mij hetselve ten hoochsten hebben gerecommandeert, mogen sien, wat devoir bij mij ende uEd. daerin is gedaen ende wat reeckenynge sij op den voortganck van haer voornemen hebben te maecken. Desen 10 April 1636. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris. In dorso schreef Grotius: 10 April 1635 N. Reig. |
|