Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2559. 1636 april 18. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heer, UE. diligentie blijckt uit uE. brieven van den 20, 23, 31 Maert ende 1 AprilGa naar voetnoot4, allegader bij mij op eenen tijdt, dat is gisteren off vandage, ontfangen. Ick ontfang garen advisen van uE., die ick altijdt seecker (?) voor het gepasseerde ende voor net toecomende vol van goed oordeelGa naar voetnoot5. Maer twijffele bij wijlen, hoe verre uE. geraden is sommige saecken te communiceren. CalaberGa naar voetnoot6 heeft noit iet voor mij gedaen, doet noch niet, spreect noch niet van te doen. CaesarGa naar voetnoot7 doet niet dan ons uitstellen, ende schijnt met ons te spotten. NumerianusGa naar voetnoot8 heeft eenige luiden, die niet quaedt en sijn, maer door haer slappicheit ons, misschien oock haerselven onnut. Laet ons dan ons troosten conscientia boni animi et rerum bonarum notitia honestoque propositoGa naar voetnoot9. 't Gunt ick voor desenGa naar voetnoot10 geschreven had van een aen ThucydidesGa naar voetnoot11 te senden, vinde ick meer noodigh als voor desen. Ende wensche om 't gemeene beste IrenaeusGa naar voetnoot12 daertoe werdt gebruickt. Den man van WeimaerGa naar voetnoot13 claegt seer over de VindexianenGa naar voetnoot14. Is mij dicmael bij geweest ende singt seer Stesichorus'Ga naar voetnoot15 sang ende heeft reden. | |
Ick heb brieven ontfangen van de coninginne van SwedenGa naar voetnoot1, geteyckent bij de vijf regentenGa naar voetnoot2, tot confirmatie van mijne ambassade ende met een cleine commissie om te gaen nae den coningGa naar voetnoot3, die te Chantilly is. Van SchenckenschansGa naar voetnoot4 verwachten wij de beste ende leste tijding. De LatousluidenGa naar voetnoot5 sijn niet meer te vresen ende alles sal nu beter gaen. Die ombrageGa naar voetnoot6 wech sijnde, meen ick, dat PindarusGa naar voetnoot7 sal maecken, dat GraecchusGa naar voetnoot8 ende die van LatouGa naar voetnoot9 wel t' samen sullen sijn. Schipper siet toe .... Can ick de BeverenGa naar voetnoot10 dienst, sal blijde sijn. ValeriusGa naar voetnoot11 heeft becomen brieven van AismaGa naar voetnoot12, die heel hannibalizerenGa naar voetnoot13. Ick weet niet, wat ick van die manGa naar voetnoot14 sal seggen. Hij en heeft JustinusGa naar voetnoot15 niet veel goeds gedaen ende anderen mogen haer wel wat wachten. 't Gunt ick van mijne jongste soonGa naar voetnoot16 geschreven hadGa naar voetnoot17, meende ick niet vremd te sijn ende ben in twijffel off ick hem behoor over te senden om sijne leeringe te continueren, off hier te doen de coustume leeren met de tael, ende sal garen uE. ende anderer vrunden bedencken verstaen. Soo AelianusGa naar voetnoot18 een van de mijne wil gebruicken, sal hem garen geryven. Ick meen Aelianus sal soecken Valerius ergens anders te helpen. ManliusGa naar voetnoot19, soo ick uit HeuftGa naar voetnoot20 mercke, hout hoope van alles te boven te comen. Sal garen weten, wat daerin passeert. Den laest genoemde meent, FabiusGa naar voetnoot21 apparent is. | |
Sr. Heufd heeft voor d'heer BulionGa naar voetnoot1 aen hertogh Bernhard niet goed gevonden borg te blijven. Aelianus soude daer grooten dienst connen doen tot redres van de licentenGa naar voetnoot2 soo men wil. De wegh nae Italië is bij veele van onse bekenden genomen door de Valteline, 't welck de beste wegh is voor dese tijdt. Mij dunct, CimonGa naar voetnoot3 behoort te sien LuicGa naar voetnoot4 te neme in schutGa naar voetnoot5. Can uE. iet goeds doen voor SpieringGa naar voetnoot6, versuimt niet. In alle gevalle onderhout de kennisse. Men spreect hier veel van een scheepsarmade. De eilandenGa naar voetnoot7 sullen swaer sijn weder te becomen. Lichter iet in te nemen in Spaignie. Den hertogh van ModeneGa naar voetnoot8 scheit uit het oorlogh ende daermede is Parma ontset. Plaisance loopt peryckel. Den vijant is rondom ende weinigh apparentie om door te breecken. Dagelijcx gaet volck uit Duitschlant over de bergen. Ende de slagh bij Vigevano heeft onse vrunden seer geswackt. AvaugourGa naar voetnoot9 sijnde bij SophiGa naar voetnoot10 geweest vanwegen Vindex ende meenende daer wat te doen tegen XenocratesGa naar voetnoot11 is rouw bejegent, ende alles gerenvoyeert aen Thucydides. De stucken sijn aen Iustinus gesonden. Vaert wel met Fabius ende andere vrunden. Laet ons een einde hebben van Cesar ofte sien, wat ons te doen staet. Den 18 April n. st. 1636.
Wilt oock met mijn broeder de GrootGa naar voetnoot12 het best doen om de papieren weder te crijgen, die mij onthaelt sijn.
Sij verstaen hier, dat Vindex sal handelen voor Cimon. Sophi soude dat soo niet verstaen.
Dat desen brief onder wat doorsneden is, is hier bij abuys toegecomen. | |
Wij crijgen soo daetelijck advysen, dat GallasGa naar voetnoot1 oft sijn leger is over Rijn gecomen in Lorraine met meninge sich met ColoredoosGa naar voetnoot2 volck te voegen. Evenwel werdt hertogh Bernhard hier noch opgehouden tot sijn leedwesen. Wilt letten ofter niet een alleene (?) is tusschen Manlius ende Calaber, ofte ten minste, dat dese die wil doen comen ad jube. EusebiusGa naar voetnoot3 sal voor Stellaes broederGa naar voetnoot4 arbeyden. SimonidesGa naar voetnoot5 sal niet stil staen. | |
Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raet in den Hoogen Raet van Hollant in Den Hage. port. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 April 1636. wt Paris. |
|