Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2509. 1636 maart 14. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijnheer, Van uE. heb ick de laeste gehadt van den 23 Febr.Ga naar voetnoot3. Men begint hier op CimonGa naar voetnoot4 te vertrouwen ende AlceusGa naar voetnoot5 niet als voor dese te vresen. Wilt mij van ManliusGa naar voetnoot6 van tijdt tot tijdt hetgunt passeren sal adviseren ende van de affectie van NeefGa naar voetnoot7 ende anderen. Can Constans' geselGa naar voetnoot8 CalaberGa naar voetnoot9 dienst doen, sal blijde sijn. Calaber can wederom doen hetgunt hij oordeelen sal tot het beste van het lant te strecken. Van iemant bij XenocratesGa naar voetnoot10 te senden, 'twelck hooch nodigh waer, soude men mogen sien, oft de saeck door FabiumGa naar voetnoot11 conde werden beleit. Den hertogh van BouillonGa naar voetnoot12 werdt bij de sijnen hier gehouden voor paepsch, eenige vresen oock Spaensch, 'twelck ick niet en meene. De heer BeverensGa naar voetnoot13 neef ReusGa naar voetnoot14 is bij mij geweest ende heeft mij groetenis gebracht van denselve. Can ick d'heer Beveren met eenige correspondentie dienen, sal het garen doen. Wilt doch bij CesarGa naar voetnoot15 ernstigh aenhouden. UE. sal mogen bedencken, off daer apparentie is om onse jongste soonGa naar voetnoot16 te helpen aen een quartiermeesterschap van een regiment, om te beter hem te oeffenen. Van den oudsteGa naar voetnoot17 hoop ick, | |
dat uE. nu door sijne brieven sal verstaen hebben, dat mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot1 hem wil gebruicken. Nae 't boeck van AixGa naar voetnoot2 wil ick vernemen. AismaGa naar voetnoot3 doet ThucydidesGa naar voetnoot4 ongelijck, die op SimonidesGa naar voetnoot5 niet sien sal, maer wel op Vespasianus'Ga naar voetnoot6 behouding. Alsoo de nieuwe officiën hier niet soo wel voort en willen als gemeent was, ende daerdoor soo grooten gelt niet en sal gevonden werden als men meende, comt men tot een nieuwe inventie van verhooging van de munte, de quart d'escus op vier stuvers meer, de pistool op acht, prouffijt voor de betaelers, oock den coningGa naar voetnoot7, schade voor de crediteurs, beletsel voor de commercie. Hertogh Bernhard van WeimarGa naar voetnoot8 is hier, hoopt sonder gelt niet te vertrecken. Sijn volck is seer verloopen bij faute van betaeling. Den vijant, die de Maes was gepasseert, is weder, soo men ons verseeckert, gerepasseert, ende uit Picardië hooren wij noch niet dan het branden van eenige dorpen. Den hertogh ParmaGa naar voetnoot9 staet op vertreck. De Françoisen insisteren om 't casteel van Plaisance in haere handen te hebben. Men wil hier elcke provincie boven alle lasten, die nu sijn, eenige regimenten te voet ende compaigniën te paerd doen onderhouden. Alle (de) discoursen loopen van het groots te doen in Italië. 14 Maert 163(6).
De coning doet door de hertogh van RohanGa naar voetnoot10 aen de Grisons voorslaen, dat sij, in plaets van de souveraineteyt over de Valteline, een (?) recognitie nemen ende enige cleyne teyckenen van authoriteyt, maer dat in de Valteline de gereformeerden noch exercitie sullen mogen hebben nochte vaste woonplaets, maer haere goederen vercoopen ofte door catholycken doen administreren. Men meent de Grisons zyende de stant, daer zij in zijn, alles sullen consenteren. d'Heer HogendorpGa naar voetnoot11, dye hyer is, meent dat Hanou ende Coblentz nyet lang en connen houden.
Een schip is weder gecomen van 't eilant van Christofel bij West-Indië. 't Selve eiland werdt bij de Fransoisen ende Engelschen beseten bij stucken. De Fransoisen hebben oock weinigh vol(ck), meest om acte possessoir te p(l)egen, gesonden op andere eilanden daer ontrent bij wilden bewoont, Martineque, Domini(que), Guardaloupa. Daer en is niet dan catoen ende tabacq ende wildernis. Ick sende uE. een Italiaensen discours op dese conquinturen, wel gemaecktGa naar voetnoot12. | |
De brieven van Wenen leeren ons, dat men seer soeckt den coning van PolenGa naar voetnoot1 te winnen. Men sent hem 150m croonen uit het rijck van Napels ende men assigneert hem eenige renten. 't Selve wert ons geschreven uit Italië. Men geeft oock giften aen de BoscharenGa naar voetnoot2, om 't oorlog van Hungarië af te wenden. Een ambassadeur van den keiserGa naar voetnoot3 is te Florence, gaet voort nae die van Savoye. De Spagnaerden, met den hertogh van (Mo)deneGa naar voetnoot4, hebben een sterck leger in het landt van Plaisance ende hebben becomen castel St. Ioan aldaer. De gebiedenisse aen HannoGa naar voetnoot5, Fabius ende andere, met presentatie van alle mogelijcken dienst. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Maert 1636 wt Paris. Dat men daer de staten hyer begint te vertrouwen ende den tresves niet meer te vresen. |
|