Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2505. 1636 maart 10. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mijn Heer, Uwen lesten is van den 22 Feb., die ick op eenen tijt met die van den 8Ga naar voetnoot6 ende 14Ga naar voetnoot7 van deselve maent den vijffden deser hebbe ontfangen. Soo wanneer den wint dient, soo dunckt mij, dat aen onse adresse geen faute en valt: daerom continuere ick den ouden voet. Waerwt het comt, dat EusebiusGa naar voetnoot8 over Constans' geselsGa naar voetnoot9 advysen claecht, can ick niet wel bevroeden, doch weet IovinianusGa naar voetnoot10 wel, dat hij geen oorsaecke daertoe heeft gegeven, want hij hetgene hem wert vertrouwt soo circumspect menageert, dat hij seer selden yet communiceert ende dat niet als aen seer confidente. Doch de luyden sijn seer ombrageux, speculeren diep ende sijn vol inventiën, soodat mogelijck wt opinie oordeelen, die sij verstercken, soo wanneer sij sien, wat persoonen van maximes, de hare contrari, best simboliseren. Off oock ValeriusGa naar voetnoot11 daer ten deele geen oorsaecke van is, weet ick niet; dat weet ick, dat eenyge liberalijck communiceert hetgene van FelixGa naar voetnoot12 comt. IrenaeusGa naar voetnoot13 sal wel sorge dragen, maer het ware somtijts goet, dat hij CalaberGa naar voetnoot14, NumerianusGa naar voetnoot15, | |
FabiusGa naar voetnoot1 ende sulck slach conde tonen, dat IustinusGa naar voetnoot2 AristotelemGa naar voetnoot3 niet en vergeet; waertoe hij hem nochtans sonder goetvinden niet durft inlaten als seer sober. Van AlcaeusGa naar voetnoot4 hoort men geen meer gewach. D'intentie is niet alleen alle compangiën in dienst te continueren, maer oock deselve compleet te maecken ende prompte ordre te stellen op hare maentelijcke betalynge, met precise monsterynge op alle tijden, soo in legers als daerbuyten; daertoe presenteert sijne Ex.tieGa naar voetnoot5 de hant te bieden. Op de achterstallen soude met de solliciteurs werden gehandelt, welcker dienst voor het toecommende onnodych soude wesen, soo wanneer de cappitainen souden weten, op wat cantoir sij haer betalynge precise op den verschijndach souden vinden. Op 't redres van de zee vallen serieuse deliberatiën ende beginnen de onse couragie te toonen. Tsedert het exploict van die cappitainen wt ZeelantGa naar voetnoot6 hebben twee fregatt(en) van de cruycers van Vlissyngen twee van de clouckste fregatten van Dunckercke mannelijck bevochten, d'eene aen strange d'ander in Engelant geiaecht; hadden elck op twintych stucken. In het Texel is een fregatte ingebracht. Van Luyck hooren wij, dat de pistolen meer cracht op Ian de WaertGa naar voetnoot7 ende sijne troupen als de musquetten hebben gedaen ende hij weder over de Mosel was getrocken. Den heer BeverenGa naar voetnoot8 heeft affscheyt alhier genomen, wacht op den wint tot Dordrecht; voor sijn vertreck heeft sijnen dienst aen uEd. gepresenteert. Van ManliusGa naar voetnoot9 is weder een versouck gecommen, doch noch niet gelesen; bijaldien hij niet een absoluyt affscheyt neemt wt sijn dienst, meen ick niet, dat het van eenyge operatie wesen salGa naar voetnoot10. De veersen - soo hielt sijn brieff - op de veranderde inscriptie te RomenGa naar voetnoot11, die Pauw seyde van den ambassadeur van EngelantGa naar voetnoot12 hadde ontfangen ende bij den ambassadeur van SwedenGa naar voetnoot13 waren gemaeckt, heeft hij hier overgesonde(n), daer veel copiën van lopen. Wenste wel uEd. mij in het toecommende oock van diergelijcke stoffe mijn deel dede hebben ende van alles, wat daer raers off remarquabels occurreert. | |
Van betalynge van de scepen van RochelleGa naar voetnoot1 spreeckt men niet meer. Wt Brasil hebben wij niet. De rebu(s ....) sal ick schrijven bij beter gelegentheyt. De advisen van Julian(us)Ga naar voetnoot2 sijn bij Numerianus van grote consideratie, die oock oordeelt, goet waer, dat yemant van Aristoteles met TuchydidesGa naar voetnoot3 confereerde. Van CatulloGa naar voetnoot4 hoort hij garen yet citeren. Den heer burgemeester BickerGa naar voetnoot5 doet sijn gebiedenisse. TurnusGa naar voetnoot6 heeft aengenomen, dat, waer het mogelijck, desen dach bij CaesarGa naar voetnoot7 yet soude nader geschieden. Desen (10) Martij 1636. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris. In dorso schreef Grotius: 10 Martij 1636 N. Reig. |
|