Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2516. 1636 maart 19. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Desen dynxdachmorgen crijgen wij tijdyngen, dat het dessein op Cleeff niet en is geattenteert, alsoo den viant, over de drie duysent man daerbinnen ende op sijn hoede, alle de retranchementen buyten met sijn volck hadde gebordeert. Griethuysen, naer het was gesommeert ende geweygert over te geven, is door twee assauten naer de patard ende een cleyne bresche tot capitulatie gedwongen. Vierhondert mannen lagen daerbinnen, dan, alsoo sij meenden op Cleeff was aengeleyt, waren niet alleen eenyge daeruyt gelicht, maer sij min op de aencomste van de onse verdacht. Dertych soldaten sijn van de onse gebleven, vier vaendragers gequest, daeronder den outsten soon van den outsten FamaGa naar voetnoot2, vendrich van graeff MauritsGa naar voetnoot3, dwars door sijn lijff geschoten, doch, soo men oordeelt, sonder peryckel, alsoo maer een vleeschwonde is sonder eenyge partijen te raecken. Het spuy, door het water desen winter seer gedevaliseert ende dat bij den viant wederom wiert gefortificeert, hebben de onse geoccupeert, met intentie ende apparentie het tegens des viants macht ende aenval te defenderen, waerdoor het fort van Schenck niet alleen soude werden geïncommodeert, maer, naer men oordeelt, van secours gesepareert, hetwelck sijnde hope is van hetselve haest te becommen. Men seyt mij WittenhorstGa naar voetnoot4 wederom hier is, maer tot wat eynde, hoor ik niet. Van ManliiGa naar voetnoot5 dyngen is niet voorder gedaen, den man van VenetiëGa naar voetnoot6 mocht wel LatouGa naar voetnoot7 eten. Dat den heer rijxcancelierGa naar voetnoot8 ses duysent man in Westphalen heeft gesonden ende Vranckerijck daer eenych volck moest bij doen, wert ons hier geseyt. Den heer BeverenGa naar voetnoot9 vertreckt vandage, soo niet is vertrocken. Daer sijnder, die meenen, Engelant soude sijn voor den Pals te engageren; den tijt sal leeren. Hier sijn brieven van den 2 Martij ende sevenden; ich hebbe geen. Van Brussel schrijft men van een pillage ende inval bij de Croaten in Picardiën gedaen. Desen 19 Martij 1636. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot Tot Paris. In dorso schreef Grotius: 19 Martij 1636 N. Reigersb. Boven aan de brief: rec. 7 April. En in margine en onder aan de brief: G ...... Recom. aen ..... van inval in Nederlant; Rotterdam. |
|