Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2470. 1636 februari 8. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Ick heb dese dagen een bryeff ontfangen van den hertog van W[e]imarGa naar voetnoot2. Ick zye de saecken daer niet wel en staen. De lijste van HannibalsGa naar voetnoot3 volck, dye daernevens gaet, loopt hoogh. Van ColmarGa naar voetnoot4 zijn wij noch onsecker. Men spreeckt zeer van de desseings in Italië, maer d'advysen, dye ick vandaer becomen, seggen, dat voor desen cants is gewest, maer dat nu 't landt van Milaen vol is van volck, soodat boven de fortificatie van Bremo ende eenige cleyner plaetse ende 't stroopen van 't platte Iandt in de Lemeline, 't Nouarees, Landees etc. nyet en sal zijn te doen. Den hertogh van ParmeGa naar voetnoot5 heeft noch nae zijn landt nyet derven passeren, maer eenigh volck gesonden, dye nyet en zijn om yet groots bij de handt te nemen. In de Valteline, vanwaer ick vandage mede schrijven ontfanghGa naar voetnoot6, rusten de saecken. De twe soonen van de heer van MannerGa naar voetnoot7, uyt Holland gecomen, heb ick gezyen; sijn van goede apparentie. Het different tusschen den pausGa naar voetnoot8 ende Venegie sal uE. mijn broeder de Groot verhaelen. Te Rome is nu behalven den cardinael de LionGa naar voetnoot9, oock den bisschop van MontpelierGa naar voetnoot10. Den mareschal de BrezéGa naar voetnoot11 volght al om het huwelijck van MonsieurGa naar voetnoot12, door de authoriteyt van dat hoff te doen brecken. Maer behalven dat sulcx strijdt met het canonische recht, dat te Rome gelt, soo zyen wij claerlijck, dat de quade successen van dit rijck oock het hoff van Rome, opentlijcker dan voor desen, doen hebben aen d'andere zijde. | |
Men seyt mij hyer, dat de hertogh van BouillonGa naar voetnoot1 in de kerck is gezyen, doch evenwel dat hij zijne motiven voor de roomsche kerck aen zijne susterGa naar voetnoot2 te Sedan heeft overgeschreven. Mons.r JustelGa naar voetnoot3, zijnen secretaris, heeft wat onder handt tegen SeldenumGa naar voetnoot4. Hertogh Bernhard van WeimarGa naar voetnoot5 is bij Estaing. Mijnheer den ambassadeur PauwGa naar voetnoot6 solliciteert hyer om de promotiën van Leyden in de medicijne hyer te doen gelden, maer vordert nyet, omdat men geen meer van de religie in dye bedyeninge, soo weynigh als in anderen begeert. Wij crijgen daer advys, dat Colmar is gevictuailleert, duysent sacken coren uyt Espinal daerin gebracht, andere soo vandaer als van Basel ende Straesburgh verwacht. Men hoopt Gemeren te becomen om te beter de communicatie te hebben tusschen Colmar ende Schlestadt ende eenigh volck daer in quartieren te leggen. 't Meeste deel van GalasGa naar voetnoot7 is den hertogh van SaxenGa naar voetnoot8 te hulpe gegaen. De rest blijft bij Savern, ColoredoGa naar voetnoot9 in den Opper-Elsas, sich met het volck van Galas nyet connende vougen, omdat de Franchoysen tusschen beyde zijn. Men meent tot Luyck de handeling van vrede sal vallen. Vanwegen Spaignie werden gedestineert MontereyeGa naar voetnoot10, OgnateGa naar voetnoot11, MirabelliGa naar voetnoot12, president RosaGa naar voetnoot13. Men is hyer verseckert, dat den cardinael-infantGa naar voetnoot14 volle last heeft. Met het parlement van Parijs werdt noch gehandelt op de nieuwe officiën. De andere parlementen executeren de edicten nyet. Eenige hebben oock de executie verboden. De ampte van maistres des requestes word in train gebracht. Men hoort den coning van SpaignieGa naar voetnoot15 uyt Peru seven millioenen ducaten heeft ontfangen; daer werdt noch onder retour verwacht uyt Nova Spaignie ende Terre Firme. Een persoon van qualiteyt seyt mij, dat hij gezyen heeft, dat eenige Fransche compaigniën in Duytschland zijn van vijff mannen; dat in een stad voor garnisoen zijn gevonden twee mannen, regimenten van drye hondert man. De Engelschen - want ick daernae een heb gesproocken, als ick dit hadde geschreven - seggen, dat zij een vloot hebben van XLVI schepen, dat zij Vrankrijck wel assisteren willen om den Pals weder te becomen, maer niet soo dat sij 't oorlogh souden verclaeren; clagen over veel coopmansschepen bij de Franschen genomen als in oorlogh zijnde met Spaignie. In ipsos recidet exemplumGa naar voetnoot16. | |
De hertogh van Parme sal hyer zijn binnen weynigh dagen om vaste seckerheyt te geven van zijn trouw. Men gaet stercken Chalon, St. Menehou, Troyes. De prins van CondéGa naar voetnoot1, ontboden om in de andere provinciën de edicten te doen naecomen - alsoo haer d'andere parlementen zeer daertegen stellen, eenige oock arresten daer tegen hebben gegeven - begert daertoe Xm man, dye in desen tijdt nyet over en schyeten. Hij en is nyet wel tevrede, dat men in Bourgoignen zijnde zijn gouvernement veele dagen heeft gedaen sonder hem te kennen. De bryeven vandaer hoor ick, dat bij tegenwint best over Vlissingen werden gesonden, vanwaer altijdt enige schepen overlaveren. FeuquiereGa naar voetnoot2 gaet daer van mij. Ick mercke zeer wel, dat LatouGa naar voetnoot3 als men in MimnermusGa naar voetnoot4 sal senden op coning interesten weynigh sal passen. Uyt Bruyssel schrijft men hyer CatullusGa naar voetnoot5 doet nae dat ZosimusGa naar voetnoot6 met zijn hulp tot de cure gebruyckt werden. Denckt doch om CesarGa naar voetnoot7 ende de papieren soo veel doenlijck is. Tot Parijs, den 8 Febr. 1636. Tot Parijs.
Nae dye van den VIII Dec.Ga naar voetnoot8 heb ick geen van uE. ontfangen dan nu over drye dagen een van den vijfden JanuarijGa naar voetnoot9. | |
Adres: Mijnheer Reigersberg raedt in den Hoogen Raide in Hollant in Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 8 feb. 1636 tot Paris. |
|