Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2479. 1636 februari 14. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, De tijdingen alhier zijn van de vrede, dye tot Rome werdt geprepareert ende van het oorlogh, dat middelertijdt niet en laet voort te gaen. Hertogh BernhardGa naar voetnoot2, syende, dat LonguyGa naar voetnoot3, een plaets tusschen Lutsenburg ende Verdun, nu is belegert, - eenige seggen genomen -; dat den vijant zeer gesterckt is met de ses duysent man uyt Polen, behalven eenige andere, dye noch verwacht werden, hoewel hij met de acht hondert uyt Mentz gecomen, wat is gestijft, solliciteert hyer sterck om hulp. 't Schijnt, dat de mening is van den vijant door dyen hoeck in Vrancrijck in te boren, waertoe van dye zijde groote preparaten ende van dese zijde tot wederstant werden gemaeckt. Vyer duysent keyserschen zijn al over de bergen gepasseert, ses duysent te voet, twee duysent te paerd volgen. Colmaer is noch andermael gevictuailleert, gelijck oock Slestadt voor ses maenden nae het nemen van Gemeren, dat in twee dagen is becomen, alwaer den cardinael de La ValetteGa naar voetnoot4 een schoot heeft becomen in zijnen haers. Men hoopt oock Hagenauw te ontsetten, soodat den vijant nyet als Savern sal behouden in den Elsas, zijnde daer swack ende vol gebreck, gelijck de geïntercipieerde bryeven van OssaGa naar voetnoot5 betuygen. Den hertogh van RohanGa naar voetnoot6 heeft Curken bij 't fort de Fuentes geattaqueert, maer is gerepousseert. 't Oorlogh in dye quartieren bestaet vooralsnu in 't zuiveren van de landen ontrent Alexandrio, uyt Bremo ende van het Landees ende Cremonees, uyt Plaisance, alwaer drye duysent man ten deele van den hertogh van ParmaesGa naar voetnoot7 eygen volck, ten deele Franchoysen, zijn gearriveert. In 't landt van Milan zijn oock Spaignaerden tot drye duysent aengecomen van Genua. Den keyserGa naar voetnoot8, zyende, dat eenige difficulteyt valt op het huwelijck met de palsgravinneGa naar voetnoot9, hoopt, dat den coning van PolenGa naar voetnoot10 een van 't Huys van Oostenrijck sal versoecken. Mons.r ServienGa naar voetnoot11, dye het laeste manifest van den coningGa naar voetnoot12 heeft gemaeckt van de oorsaecken van het oorlogh tegen SpaignieGa naar voetnoot13 zijnde secrétaire d'Estat ende hebbende voor zijn repartitie het oorlogh, heeft op 't stuck van zijn ampt eenige dispuyten gehadt met mons.r de BulionGa naar voetnoot14, surintendant des finances, | |
ende mons.r de ChavignyGa naar voetnoot1, soon van mons.r de BoutillierGa naar voetnoot2, zijnde deselve Chavigny mede secrétaire d'Estat ende hebbende voor zijn repartitie les affaires estrangers. Onse soon DidericGa naar voetnoot3 is nu te Rouaen. Mijne gebyedenisse aen de goede vrunden. Van NumerianusGa naar voetnoot4, CesarGa naar voetnoot5 ende alle AlcaeiGa naar voetnoot6 discipulen spreeckt Eusebius'Ga naar voetnoot7 volck als van luyden, dye door SimonidesGa naar voetnoot8 aen TulipeGa naar voetnoot9 hangen. 't Oude praetge. Spartacus'Ga naar voetnoot10 advysen loopen om weder een remuemenaex te spelen, dat is secker. Ick heb het uyt meer als een ende notablen. XIIII February. | |
Adres: Mijnheer, Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, Den XIIII februarij 16 .. 1636. |
|