Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2427. 1636 januari 5. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Desen comt over Engelant op hope van corte passagie te vinden ende Uwe Ed. te excuseren, dat veele van de mijne, die op den wint hebben gewacht, noch onder uEd. soonGa naar voetnoot2 berusten, daerin ick uEd. van alles particulierelijck hebbe geadviseert. Waerom alleen seggen sal, dat CimonGa naar voetnoot3 van deGa naar voetnoot4 AlcaeusGa naar voetnoot5 noch spreeckt ende, naer mij IovinianusGa naar voetnoot6 seyt, met seer grote apparentie. CatilinaGa naar voetnoot7 gaet naer Mustafa BassaGa naar voetnoot8; VindexGa naar voetnoot9 wert gepresenteert mede over het huwelijck te staen, maer schijnt niet, dat hem sal laten vinden, hoewel Mustafa BassaGa naar voetnoot10 het goet vint, mits HannibalGa naar voetnoot11 niet werde wtgesloten. IrenaeusGa naar voetnoot12 seyt mij reden te hebben om te geloven, dat met CatullusGa naar voetnoot13 al verde is gesproocken. Men heeft hier advisen, dat de Sweetse wederom drie regimenten van de Saxen hebben geslagen, ende wert gelooft. Den heer rijxcanselierGa naar voetnoot14 schijnt voor te hebben eene ambassade naer den keyser te senden, om directelijck, sonder SaxenGa naar voetnoot15 te kennen, met sijn M.teyt te handelen. Van Engelant wacht men niet als een nieuwe besendynge, waerdoor den Pals niet sal werden gerestitueert. Seldeni bouckGa naar voetnoot16 is hier gesien, CunaeoGa naar voetnoot17 gelast het te beantwoorden. Somyge meenen uEd. daertoe behoorde te worden versocht, maer dat kan over het herte niet; oock soo waer het ongeraden, ten ware mits conditie breeder in mijn voorgaendeGa naar voetnoot18 vervatet. | |
Neef de GrootGa naar voetnoot1 heeft mij tot noch toe sijn arrivement tot Straelsunt niet geadviseert, van anderen hebbe ick, dat hij den derden Decembris tot Hamburch arriveerde. Den heer burgemeester BeverenGa naar voetnoot2 gaet in plaetse van de heer van SomerdijckGa naar voetnoot3 naer Engelant. Dit in het corte, alle particulariteyten sal uEd. door eenen anderen wech verstaen. U NeeffGa naar voetnoot4 toont genegentheyt soo iegens mij als andere; die dient gecultiveert. UEd. dienstwillygen broeder
| |
Desen 5 Jann. 1636.
Mijn gebiedenisse aen mijn suster. Ick stae om naer Vrieslant morgen te reysen ende veerthien dagen wt te wesen. UEd. sal mij excuseren, soo ick niet en schrijve; bidde uEd. echter gelieve te continueren. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende croon van Sweden bij de Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 5 Ian. 1635 (sic) N. Reig. En op de adreszijde: 5 Ian. 1636 N. Reigersberg. |
|