Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1591. 1631 februari 21. Aan J. WtenbogaertGa naar voetnoot1.Mijnheer, T'is mij lieff, dat mijne voorgaendeGa naar voetnoot2 uE. niet onaengenaem ende in 't gemeen niet onnut en is geweest. De brieven zijn hyer in goede handen, daer een yder, dye wil, deselve can zyen. Sij zijn door een, dye van de religie geweest zijnde zeer curieuselijck seeckere stucken had vergadert, gecomen door de leste verandering in handen van messieur DupuyGa naar voetnoot3. De anathematis vocis gemina significatione habet non spernenda Salmasius in Solinianis 1090Ga naar voetnoot4. D. TilenusGa naar voetnoot5 doet uE. wedergroeten ende geeft alsnoch plenipotentiam om te veranderen, uyt te laeten, bij te doen. Gelasii Cyziceni ActaGa naar voetnoot6 is een boeck nae 't concilie van ChalcedonGa naar voetnoot7 gesupposeert ende gaet in veele dingen buyten de waerheyt gelijck BlondelGa naar voetnoot8, een minister in Champaigne, zeer naestelijck getoont heeft in een boeck, dat nu niet en is gedruckt ende onder anderen etiam argumento quod symbola Graeca et vetera Nicaena non habeant anathematismum. Ick verwacht dat Contra-AristarchumGa naar voetnoot9 ende andere dyergelijcken. LeoGa naar voetnoot10 heeft hem lang bedacht om een quade sprong te doen. Soo leert men met koppen quaelijck doen. De uytcomste van 't versouck van dye van LouvesteynGa naar voetnoot11 sal sijn een consequentie. VossiusGa naar voetnoot12 meen ick dat gheen reden en heeft om sich lang te beraiden. Wat is te Nyemegen gaende nopende eene vereeniging in de kercke? 't Is seecker, dat d'Engelsche ons de vrijheyt van de visscherije sullen disputeren. Hyer sal men garen zyen, dat de onsen in oorlogh blijven om te beter te comen tot de operatie van de paix in Italië. | |
De twee coninginnenGa naar voetnoot1 ende 's conincx broederGa naar voetnoot2 blijven t'onvrede tegen den grooten cardinaelGa naar voetnoot3. Sed vana est sine viribus ira, immers tot noch toe. Vale met alle de broeders. De onsen doen haere gebyedenisse. Den XXI february XVIcXXXI. | |
Adres: A monsieur Monsieur van Meden. In dorso schreef Wtenbogaert: H. Grotius 1631 Ra. 4 marty Resp. 10 eiusdem. |
|